Gepubliceerd op 28-04-2019

Deugd — braafheid — heiligheid — vroomheid

betekenis & definitie

Alle geven te kennen een hoogen trap van zedelijke volkomenheid. Deugd is innerlijke, zedelijke waarde, eene gemoedsgesteldheid, die ten goede drijft (een man van onverzettelijke deugd); het meervoud deugden duidt de hoedanigheden aan, die een deugdzaam man versieren (hij vereenigde de deugden van den burger met die des huisvaders).

In figuurlijken zin past men deugd ook op stoffelijke dingen toe; men spreekt b.v. van de deugd van dit staal, enz. Vroomheid ziet behalve op de godsdienstige gemoedsgesteldheid, op de daden, die er uit voortspruiten. Een man van een vromen wandel. Braafheid is de eerlijkheid van karakter verbonden met het bewustzijn van zedelijke plicht. Heiligheid beteekent geestelijke en zedelijke volkomen¬heid, en kan eigenlijk alleen aan de Godheid worden toegekend. Bij uit-breiding gebruikt men het woord echter ook ten aanzien van personen, die een hoogen trap van zedelijke volmaaktheid bereikt hebben. Bernard van Clairvaux stond bij zijne tijdgenooten in zulk een roep van heiligheid, dat hij reeds twintig jaren na zijn dood heilig verklaard werd.