Wat is de betekenis van deftig?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

deftig

deftig - Bijvoeglijk naamwoord 1. waardig, voornaam, statig, van goede komaf, erg netjes, bekakt     ♢ De deftige man sprak heel bekakt. Woordherkomst afgeleid van deft met het achtervoegsel -ig

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

deftig

deftig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: def-tig 1. als (van) iemand die hooggeplaatst is ♢ hij droeg een deftig pak op de bruiloft Bijvoeglijk naamwoord: def-tig ... is deftiger dan ... ...

2024-04-26
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

deftig

flink, intensief (informeel) Al na drie ronden voelde ik dat het niet goed zat. Het tempo lag laag en toch moest ik afhaken. Ik hoop nu om snel terug gezond te worden zodat ik eindelijk terug wat deftig kan trainen. (Gazet van Antwerpen) Vorig jaar en in het begin van dit seizoen stonden de Brusselaars er bij de buitenwerel...

2024-04-26
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

deftig

Het wordt moeilijk deftig uw job te doen (naar behoren). Deftige kuisvrouw gezocht (nette werkster). Op deftige uren (niet te laat [in de nacht]). Deze jongen is deftig (nette jongen).

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

deftig

(bn. en bw.) fatsoenlijk, net van personen. - zich deftig gedragen, zich netjes gedragen.net, behoorlijk, degelijk van zaken. De bevalling wordt ingeleid en Alina bevalt van haar dode dochtertje: een klein, gaaf, perfect meisje waar de ouders ook graag deftig afscheid van willen nemen. - DM, 16-01-2003.

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

deftig

1. Van of m. betr. t. personen: van onberispelijk gedrag, welgemanierd, fatsoenlijk, net; deugdzaam; deftige werkvrouw gevraagd, nette werkster. Luistert, leelijke dieven die ge zijt. Mijn mannen willen het nog eenen keer door de vingers zien. Ze willen u laten naar huis gaan en deftige menschen worden, WALSCHAP 1935,18. Met de tijd was Non...

2024-04-26
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Deftig

Er zijn bijvoeglijke naamwoorden die, meestal met betekenisverschil, voorkomen met en zónder het achtervoegsel -ig. Men vergelijke goed met goedig, vies met viezig, droef met droevig, nat met nattig, zoet met zoetig, levend met levendig en best met bestig. Zo heeft naast deftig vroeger ook een woord deft bestaan, door Vondel nog gebruikt. No...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

deftig

aansienlik, waardig; gedug.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Deftig

adj. & adv., deftich, ynfieren, krudich, eptich, proastich, prûstich, treftich, trinten, steatlik, hearich, twang jenten; — praten, heech prate; -e woorden, hege wurden.