de grote Jan uithangen
(19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) zich doen gelden; zich verwaand tonen. • (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900) • Ze ondervond zelf al dat hij de grote Jan begost uit te hangen. (De Tijdstroom. Jaargang 1930-1931) • De mooie man maken: de grote jan uithangen (zonder veel geldmiddele...