Uithangen
(hing uit, heeft uitgehangen), 1. (overg.) naar buiten hangen, zo ophangen dat het uitsteekt: de vlag uithangen, uitsteken. 2. (fig.) zich voordoen als, de schijn geven van: de grote heer, de vrome uithangen. 3. (onoverg.) naar buiten, aan de buitenzijde van iets hangen: daar hangt de Vergulde Arend uit, op het uithangbord voor...