de weerlicht, wat weerlicht
(17e eeuw) bastaardvloek; uitroep van verbazing of sterke bevestiging. Weerlicht werd destijds door de mens beschouwd als voorbode van onheil. • Den weerlich! As 'k 'm t'oavend of mergen kan kriegen, dan zal ik ..... (Jacobus Johannes Cremer: Vertellingen en schetsen. 1881) • De weerlicht = de drommel; altijd ï. Om de weerlicht nai...