date
...
Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
afspraakje. afspraak met iemand, meestal met de bedoeling dat hieruit een liefdesrelatie voortvloeit; afspraakje met een mogelijke partner; afspraakje. Voorbeelden: Een kwart van de ondervraagde vrouwen heeft wel eens een date gemaakt via het web. News.nl, 2000 Ik heb vanavond een date en nou ben ik toevallig heel erg blut. ...
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
(zelfstandig naamwoord) [afspraak] afspraak, afspraakje - Ze heeft vanavond een afspraakje met een sympathieke knul. [pers.] afspraakje - Kom ik in het restaurant, geen afspraakje te zien! Ik denk 'bekijk het maar', draai me om: staat ie achter me! Was hij kort na mij binnengekomen.
Marc De Coster (2020-2024)
(1970+) (< Eng.) (euf.) (vluchtige) seks tijdens een afspraak. Oorspr. een onschuldig woord voor een (amoureus) afspraakje of rendezvous (met iemand). Vandaar ook: een scharreltje of iemand met wie men een (vluchtige) afspraak heeft of een one night stand. Het woord duikt veel op in contactadvertenties. • Een zeeman deed dinsdagavond omstre...
Meertens Instituut (2020)
Friese naam. Eenstammig verkorte vorm van een Germaanse naam met Daad-, Oudnederfrankisch dât, Oudfries dêd(e): 'daad, werk'.
Wiktionary (2019)
date - Zelfstandignaamwoord 1. afspraakje ♢ De jongen maakte een date met het leuke meisje 2. degene met wie men een afspraak heeft ♢ Het meisje werd verliefd op haar date. date - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van daten...
Muiswerk Educatief (2017)
date - zelfstandig naamwoord uitspraak: deet 1. afspraak tussen twee mogelijke partners ♢ Victor heeft een date met zijn buurmeisje 2. mogelijke partner met wie men een afspraak had ♢ ik was vroeg thui...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: