DATE
Date
Vindpunt.nl
(zelfstandig naamwoord) [afspraak] afspraak, afspraakje - Ze heeft vanavond een afspraakje met een sympathieke knul. [pers.] afspraakje - Kom ik in het restaurant, geen afspraakje te zien! Ik denk 'bekijk het maar', draai me om: staat ie achter me! Was hij kort na mij binnengekomen.
Nu slechts 21,95!
Digitaal woordenboek van eigentijdse Nederlands
afspraakje. afspraak met iemand, meestal met de bedoeling dat hieruit een liefdesrelatie voortvloeit; afspraakje met een mogelijke partner; afspraakje. Voorbeelden: Een kwart van de ondervraagde vrouwen heeft wel eens een date gemaakt via het web. News.nl, 2000 Ik heb vanavond een date en nou ben ik toevallig heel erg blut. ...
Nederlandse Voornamenbank
Friese naam. Eenstammig verkorte vorm van een Germaanse naam met Daad-, Oudnederfrankisch dât, Oudfries dêd(e): 'daad, werk'.
Nederlandstalige WikiWoordenboek
date - Zelfstandignaamwoord 1. afspraakje ♢ De jongen maakte een date met het leuke meisje 2. degene met wie men een afspraak heeft ♢ Het meisje werd verliefd op haar date. date - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van daten...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
date - zelfstandig naamwoord uitspraak: deet 1. afspraak tussen twee mogelijke partners ♢ Victor heeft een date met zijn buurmeisje 2. mogelijke partner met wie men een afspraak had ♢ ik was vroeg thui...
Geschreven door Marc de Coster ©
Date - (Eng.), persoon met wie men een afspraakje heeft; scharreltje; afspraak, rendezvous. ... en Michaja is mijn ‘date’, we gaan veel uit in het weekend. Vrij Nederland, 04-06-88 Hoe willen zij dat vrouwen zich gedragen tijdens een date? Nieuwe Revu, 27-12-96 De meeste romans die zich afspelen in het trendy grotestadsleven van New York worden b...
Woordenboek vreemde woorden
[Eng.] 1. afspraakje, meestal met een mogelijke partner (vgl. blind date); 2. persoon met wie men een afspraakje heeft.
Jan Meulendijks
afspraakje; persoon met wie men een afspraakje heeft
Voornamenboek
m Fri. naam. Eenstammig verkorte vormen van een Germ. naam met Daad-, Oudnederfrankisch dêt, Oudfries dêd(e): 'daad, werk’.
Dr. F.P.H. Prick van Wely
dagtekening, datum; jaartal; faire date, belangrijk zijn; prendre date, een datum bepalen; à dix jours de date, tien dagen na dato; de fraîche date, van jonge datum, recent; je le connais de longue date, ik ken hem al lang; ami de longue (vieille) date, oude vriend; être le premier en date, de eerste zijn; en date de, gedagtekend...
Dr. F.P.H. van Wely
I dadel(palm), datum, dagtekening; jaartal; tijdstip; (leef)tijd, duur; 1 afspraak(je); 2 meisje; out of date, uit de tijd, ouderwets, verouderd; to date, tot (op) heden; under date June 1, gedagtekend 1 Juni; up to date; III verouderen; date back to, date from, dateren uit (van).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.