date - Zelfstandignaamwoord
1. afspraakje
♢ De jongen maakte een date met het leuke meisje
2. degene met wie men een afspraak heeft
♢ Het meisje werd verliefd op haar date.
date - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van daten|4=a
* Ik date
2. gebiedende wijs van daten|4=a
* date!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van daten|4=a
* date je?
Woordherkomst
van het Engels
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: