Wat is de betekenis van Bloeden?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bloeden

(19e eeuw) (oorspr. Barg., thans inf.) betalen; financieel verlies lijden. 'Bloedvin' was in de negentiende eeuw een Bargoense term voor geldbuidel. • Bloeden, (barg.) betalen. (Taco De Beer & Dr. E. Laurillard: Woordenschat. 1899) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bloeden

bloeden - Werkwoord 1. (inerg) het vloeien van bloed uit het lichaam Het dier bloedde uiteindelijk dood. bloeden - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bloed Woordherkomst afgeleid van bloed met het achtervoegsel -en Uitdrukkingen en gez...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bloeden

bloeden - regelmatig werkwoord uitspraak: bloe-den 1. bloed verliezen ♢ de wond bloedde hevig Regelmatig werkwoord: bloe-den ik bloed jij/u bloedt hij/zij b...

2024-04-26
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

bloeden

als gevolg van verwonding; bij niet te grote verwondingen door bloedstolling ophoudend, bij grote door het aanbrengen van een knevel- of drukverband. Ook bij planten en bomen komt bloeden voor. In het voorjaar is meestal de worteldruk groot en de verdamping klein (weinig blad). Wanneer dan insnijdingen worden gemaakt tot op het hout, komt er uit de...

2024-04-26
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Bloeden

noemt men het verschijnsel, dat planten na verwonding vloeistof afgeven. Het is zeer bekend van berken en esdoorns in het voorjaar. Indien deze bomen in die tijd, doch voordat de knoppen uitlopen, worden verwond, geven zij grote hoeveelheden sap af. Dit bloedingssap is sterk suikerhoudend en er wordt door indampen ook wel suiker uit gewonnen. Ook v...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bloeden

v., bliede, b l e t t e, b l e t.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bloeden

(bloedde, heeft gebloed), 1. bloed laten uitvloeien: ik heb me gesneden, het bloedt nogal; mijn hand bloedt; — met subjectsverwiss.: ik bloed; bloeden als een kalf, (scherts.) als een meelzak; — het is een doekje voor het bloeden, een schrale troost, een vergoelijking van iets pijnlijks dat iem....

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bloeden

bloedde, h. gebloed (bloed laten vloeien, verliezen): mijn neus bloedt; uit zijn neus bloeden; fig. mijn hart bloedt, ik treur erg; zegsw. hij zal (er voor) moeten bloeden, a) betalen, b) boeten; zie doodbloeden, doek 2.