Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 25-01-2021

bloeden

betekenis & definitie

(19e eeuw) (oorspr. Barg., thans inf.) betalen; financieel verlies lijden. 'Bloedvin' was in de negentiende eeuw een Bargoense term voor geldbuidel.

• Bloeden, (barg.) betalen. (Taco De Beer & Dr. E. Laurillard: Woordenschat. 1899)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• De huurder hoefde niet te bloeden, want de kosten werden verschoven naar de toekomst. (Elsevier, 16/11/1991)
• En reken maar dat Microsoft heeft moeten bloeden om het computerprogramma Windows 95 met 'Start me up' in de echte Stones-uitvoering te mogen aanprijzen. (de Volkskrant, 24/12/1998)
• Laat hem maar lekker bloeden, die klootzak. Als ik jou was zou ik hem leegzuigen. (Dan maak je maar zin. De beste verhalen uit Linda. Over seks en relaties. 2014)