Wat is de betekenis van AFWACHTEN?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afwachten

afwachten - Werkwoord 1. (ov) wachten op wat er gaat gebeuren Zij zullen de uitslag moeten afwachten. Woordherkomst samenstelling van af(bijwoord) en wachten(werkwoord)

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afwachten

afwachten - regelmatig werkwoord uitspraak: af-wach-ten 1. wachten tot het gebeurt ♢ Kees wachtte af wat Jan zou doen Regelmatig werkwoord: af-wach-ten ik wacht af (... ik afwacht) ...

2024-04-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

afwachten

Ergens staan wachten (ook met vijandige bedoelingen) tot iem. arriveert, (iem.) opwachten; - iem. staan af te wachten. ’s Avonds stond ze hem af te wachten, zijn eten was asprès niet gereed. Ik geloof dat ze een gedacht had dat hij misschien voor iets anders ging, WALSCHAP 1976, 129. Op de brug bij de afrit Geel-West stonden vr...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afwachten

v., ôfwachtsje; schuilende het einde van een bui —, in bui ôfskûlje, ôfjeije, ôfride.

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afwachten

(wachtte af, heeft afgewacht), 1. op iem. of iets wachten, totdat de persoon komt of totdat de zaak gebeurt: wacht mij op het Spui af; (van vaar-en voertuigen) wachten totdat zij aankomen : wij wachtten op het balkon van het logement de stoomboot af ; hier verlieten zij het rijtuig en wachtten de trein af die hen naar Utrecht brengen...

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afwachten

wachtte af, h. afgewacht (wachten tot iem. komt, iets gebeurt): iem. aan de deur afwachten; bezoek afwachten, gereed zijn visites te ontvangen; den vijand afwachten gereed staan zijn aanval af te weren; de stoomboot afwachten; de aanval afwachten; de bui afwachten, wachten tot de bui voorbij is; zijn tijd afwachten, geduldig wachten, tot de gelegen...

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afwachten

(’af) (wachtte af, heeft afgewacht) 1. op iemand of iets wachten : wacht mij in die straat af; de stoomboot ; een -de houding aannemen. Syn. verbeiden, verwachten, wachten. 2. rustig te gemoet zien : ik wacht de aanval af. 3. wachten tot iets voorbij is: willen wij hier de bui -? 4. wachten om er zich naar te regelen : een bevel -. ➝ houding

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)