Wat is de betekenis van afvaardigen?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afvaardigen

afvaardigen - Werkwoord 1. (ov) iemand machtigen om iets te vertegenwoordigen, meestal een vereniging of een staat De burgemeester had hem afgevaardigd om die vereniging te vertegenwoordigen. Woordherkomst samenstelling van af(bijwoord) en vaardigen (verouderd werkwoord)

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afvaardigen

afvaardigen - regelmatig werkwoord uitspraak: af-vaar-di-gen 1. iemand een groep mensen laten vertegenwoordigen ♢ wij vaardigden Pim af om met de burgemeester te gaan praten Regelmatig werkwoord: af-vaar-di-gen ik va...

2024-04-30
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

afvaardigen

zie beheerder, bestuurder.

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afvaardigen

v., ôffeardigje, -furdigje.

2024-04-30
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afvaardigen

(vaardigde af. heeft afgevaardigd) 1. iem. als afgezant of bode naar een machthebbend persoon of regeringslichaam zenden om een bepaalde last te volbrengen: men vaardigde een gezantschap naar Engeland af; 2. iem. afzenden en machtigen om met of zonder bepaalde lastbrief een vereniging, een gewest of een stad. een kiesdistrict of een deel de...

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afvaardigen

vaardigde af, h. afgevaardigd (als afgevaardigde zenden met een bepaalde last); iemand naar Engeland afvaardigen.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afvaardigen

('af) (vaardigde af, heeft afgevaardigd) met een bepaalde last zenden : een gezantschap ; iemand naar de Tweede Kamer -. Syn. ➝ afsturen.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)