Synoniemen zoeken
Synoniem van afvaardigen
Synoniem van 'n ander trefwoord

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Afvaardigen
Iemand of iets van eene plaats naar eene andere zenden. Afvaardigen (soms ook afzenden) heeft de bijgedachte, dat de afgevaardigde of afgezant een bepaalden last heeft, dien hij zelfstandig moet volbrengen. Afsturen en afzenden worden van zaken en personen gebruikt en duiden in ’t laatste geval het verlaten van de plaats aan. Afvaardigen is plechtiger dan afzenden: het wordt meest gebezigd als de afgevaardigde een persoon is van rang, of hem eene gewichtige zending opgedragen is. Afsturen is meer alledaagsch. Na zijne overwinning bij Heraclea vaardigde Pyrrhus van Epirus zijn welsprekenden staatsdienaar Cineas naar Rome af om den vrede aan te bieden. Daar moet men iemand op afzenden, die zijn plannen bedekt weet te houden. De tabak is afgezonden.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
afvaardigen
afvaardigen - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-vaar-di-gen
1. iemand een groep mensen laten vertegenwoordigen
♢ wij vaardigden Pim af om met de burgemeester te gaan praten
Regelmatig werkwoord: af-vaar-di-gen
ik vaardig af (... ik afvaardig)
jij/u vaardigt af (... jij afvaardigt)
hij/zij vaardigt af (... hij afvaardigt)
wij/zij/jullie vaardigen af (... wij afvaardigen)
ik/jij/u/hij/zij vaardigde af (... ik afvaardigde)
wij/zij/jullie vaardigden af (... wij afvaardigden)
hij heeft afgevaardigd
de/het/een afgevaardigde ....