Een karakteristieke eigenaardigheid uit de periode is dat gebruiksvoorwerpen in de regel opvallend ondoelmatig zijn ïngericht. Het handwerkschaartje uit 1840 kan voorde gebruikster weinig anders zijn geweest dan een martelwerktuig.
De gedachte om de klimmende leeuwopdeaquamanile (boven) nog werkelijk als handvat te gebruiken kan bij de ontwerper nauwelijks hebben geleefd. Het vaatwerk werd ca. 1860 vervaardigd door Charles Toft in navolging van het 16de-eeuwse St.-Porchaireaardewerk in okerkleurig aardewerk ingelegd met verschillende kleuren slip. Toft maakte van dit inlegwerk zijn specialiteit.en met beeldhouwwerk gevulde frontons.
Met de opkomst van de Jugendstil tegen eind 19de eeuw worden de neostijlen door de officiële kunstgeschiedenis als beëindigd beschouwd. Voor de 20ste eeuw wordt uitsluitend aandacht besteed aan de min of meer radicale stijlvernieuwingen in de architectuur en de hierop aansluitende ontwikkelingen in de binnenhuisarchitectuur. Op deze manier bleef onuitgesproken het voor iedereen waarneembare feit dat het grote publiek - en daarmee ook de massa-industrie de door de neostijlen aangegeven koers bleef vervolgen. Ofschoon de term 'neostijlen' niet meer wordt vernomen wordt de produktie ervan tot de huidige dag voortgezet onder alles in het midden latende benamingen als 'klassiek' of‘stijlmcubelen’. 20sle-eeuw.se neostijlen. Een der meest markante vormen van 20ste-eeuws eclecticisme vindt zijn oorsprong in de Engelse cotlage-stijl die begon als een trend onder artiesten en intellectuelen omver van de stad een landarbeidershuisje te kopen, te ontdoen van de lagen gebloemd behangen vervolgens ‘verantwoord’ in te richten met een op de Age of Oak en op de Windsorstijl geïnspireerd soort meubelen. De trend sloeg aan en inspireerde de meubelindustrie tot hel lanceren van wat met een royaal gebaar als ‘Tudor' werd bestempeld.
Dit Tudor bestond uit een goedkoop soort salonmcubeltjes. waarin een overvloed aan triplex, rictbespanningen. glas in lood en goedkoop draaiwerk was verwerkt, afgewerkt in 'old finish'. Beide neostijlen bereikten Nederland kort voordat de Duitse bezetting aan elk contact een eind maakte, maar bij de naoorlogse wederopbouw kwam hel Tudor (bij voorkeur old finish genoemd) goed van pas om de vijf jaar achterstand snel in te halen. De eigenlijke Engelse cottagc-stijl bleef voorbehouden aan een selecter publiek en werd, ter onderstreping van het contrast met old finish als ‘eerlijk eiken' aangeprexen. Ook de nergens op slaande term 'kloostcrmcubclen' werd veel gebezigd. De blank gelakte dan wel geloogde Age of Oakmeubelen ontketenden in Nederland een grote vraag naar miniatuurkopcr, tinnen borden en lepels. Goudse pijpen, wortcldocken. spinnewielen en oude wagenwielen die tol ‘rustieke’ lichtkronen werden omgebouwd.
Menige Friese staartklok werd in deze tijd van zijn mahoniepolitocr beroofd om beter te passen in de sfeer van eerli jk eiken, of werd donker gebeitst om bij het old finish tc kleuren. Toen de 'moderne vormgeving' alom furore begon te maken werden de kloostermeubelen de standaarduitrusting van eethuisjes en bars. Onder de vlaag van nostalgie van de jaren '70 werd de Jugendstil als neostijl herontdekt, en de Age of Oak kwam weer in versterkte mate opzetten in wat men sedertdien ‘massief eiken" pleegt te noemen.
Het neostijlenfenomeen hangt samen met een aantal ingrijpende wijzigingen in het maatschappelijke en economische bestel die zich kort voor en na 1800 voordeden, hen tier voornaamste was de Franse Revolutie, /.ij rekende op grimmige wijze af met een standenmaatschappij waarvan de adellijke aristocratie de hoeksteen vormde. Die aristocratie w as de belangrijkste groep waarvoor nieuwe stijlvormen werden ontworpen: zij oefende een stimulerende invloed uit op de kunstontwikkelingen trok door haar voorbeeld nieuwe Opdrachtgevers aan. En aangezien dc Franse hofcultuur met zijn Lodcwijkstijlcn toonaangevend was geweest voor heel beschaafd Europa, trof dc Revolutie de Europese cultuur midden in het hart. Een andere oorzaak is het opheffen van de gilden tussen 1791 en 1797. Dc gilden vormden een organisatie die in ieder opzicht selectief te werk ging. Alleen voor de besten in hun vak stond het meesterschap open en het aantal gildebroeders werd zorgvuldig in overeenstemming gehouden met de bestaande markt.
Hun opheffing maakte de weg vrij voor dc Industriële Revolutie. Deze schiep een produktieapparaat dal juist in ieder opzicht was gebaseerd op meedogenloze concurrentie en ongebreidelde groei. Daarom werd de smaak van het grote publiek het enige richtsnoer, een omstandigheid die avonturen op creatief gebied, waarvan een nieuwe stijl het ten slotte moet hebben, geheel onmogelijk maakte. Dc ‘smaak’ van het grote publiek stond in de 19de eeuw in het teken van de Romantiek, een stroming die was ontstaan als reactie op het rationele denken van de Verlichting uil de 18de eeuw.
Men keerde zich af van dc harde, alledaagse werkelijkheid en was op deze manier bijzonder ontvankelijk voor escape-literatuur in de trant van Waker Scotts oeuvre. Zo kon zich de ongerijmdheid voordoen dat mensen die aan dc ene kant uit nostalgie naar het verleden de neogotiek voortbrachten anderzijds volmaakt onverschillig bleven bij de afbraak van zo vele monumenten uil de echte gotiek, die in dezelfde tijd plaatsvond.