Uitgeweken Engelsen vestigden in 1617 de eerste pijpmakerijen in Gouda. Spoedig vonden in deze stad ook Hollanders een bestaan in dit bedrijf.
De benodigde witgebrande klei (pijpaarde) werd steeds van elders aangevoerd. Door afdrukken in koperen vormen ontvingen de pijpen de gewenste gedaante. De pijpmakers lieten hun produkten bakken in de ovens van pottenbakkers ter plaatse. De eerste pijpekoppen waren zeer klein, i.v.m. de aanvankelijke schaarste aan tabak. Allengs werden de pijpen sierlijker van vorm en de koppen groter. De pijpenfabriek Zenith te Gouda, opgcricht in 1749 en de fabriek van de Firma Goedewagen uit 1779 zijn nog steeds in bedrijf.