(Jap. v. blauwgroen porselein). Het oudste celadon in Japan is Chinees celadon dat in de 10de en 11de eeuw werd geïmporteerd.
In de 12de eeuw werd celadon uit Korea ingevoerd, in de 13de eeuw zogan-goed. In de Heian-periode (794-1185) leerden Japanse pottenbakkers in de provincie Owari het geheim van het celadonglazuur van de Chinezen kennen, waarna in de 12de eeuw het eerste echte Japanse celadon in Seto werd gemaakt: de kleur is echter nog niet celadon-groen, maar meer geelachtig. In de Muromachi-periode (1334 1574) slaagt men erin de kwaliteit te verbeteren dank zij de toevoeging van veldspaat. In navolging van de Chinese Lung Ch'üan-, Ch’ing-pai- en de Koreaanse Koryo-decoraties, ging men in Japan eveneens versieringen inkrassen en opdrukken. In later tijd verflauwde de animo voor de celadonvervaardiging en legden de pottenbakkers zich meer toe op het tot stand brengen van witte, zwarte en andere kleuren glazuur. In de 17de eeuw ontstond weer een opleving en werd in Arita zeer fraai celadon vervaardigd.
In Kyoto legde Aoki Mokubei zich toe op celadon. terwijl ook de ovens van Kulani. Sanda, Hirado en Himeji goede produkten leverden. Toch heeft in het algemeen het Japanse seyi het Chinese celadon in schoonheid nooit geëvenaard.