in de zin van een schijnbaar zichzelf bewegend kunstwerk in de gedaante van een mens of een dier, bestaan bijna zolang er beelden zijn gemaakt. Reeds in de oudheid slaagde men erin met behulp van water, gewichten of stoom de illusie op te roepen dat een voorwerp tot leven kwam en sinds de uitvinding van het uurwerk werden vooral de uurwerkmakers gefascineerd door deze mogelijkheid.
Menig middeleeuws torenuurwerk werd voorzien van jacquemarts die het slagwerk bedienden; beroemd werd de klok van de kathedraal van Straatsburg uit 1354. met een haan die driemaal kraaide en daarbij met de vleugels klepperde, aldus de gelovigen herinnerend aan het woord van Jezus aan Petrus: Eer de haan zal kraaien zult gij mij driemaal hebben verloochend. Leonardo da Vinci maakte diverse automaten, o.a. een leeuw die bij de intocht van Lodewijk XIIl de vorst ter begroeting drie lelies aanbood. In de renaissance werden klokken en horloges met bewegende figuren een veelbegeerd bezit; vooral dierenklokken kwamen in zwang, maar ook muzikanten, dansers of soldaten, meestal van verguld koper, werden als onderwerp gekozen en op uurwerken aangesloten. Duitsland en met name Augsburg wordt het centrum met de grootste automatentraditie, dat behalve voor de dierenklokken nog voor enkele andere genres verantwoordelijk is. Zeer bekend werden de crucifixklokken en de pilaarklokken. Kruis of pilaar worden bekroond door een draaiende bol; de op het voetstuk staande figuren komen in actie bij het in werking treden van het slagwerk.
In de 18de eeuw worden veel zelfstandige, uiterst gecompliceerde automaten vervaardigd. Beroemd waren de tentoonstellingen in Frankrijk en Zwitserland in 1773 van Pierre en Henri Louis Droz, waar o.a. de figuur van een schrijver te zien was die zijn pen kon indopen en woorden kon schrijven alsmede de levensgrote figuur van een dame die een orgel bespeelde. Henri Louis Droz beging de vergissing ook de Spanjaarden te willen onthalen op een proeve van zijn kundigheden; hij kreeg de volle, zij het wat bevooroordeelde belangstelling van de Inquisitie, hetgeen hem prompt op een langdurige gevangenisstraf wegens toverij kwam te staan. De Franse automatenbouwer Vaucanson verwierf zich blijvende roem met zijn kunsteend (1738) die niet alleen kon zwemmen, eten en met de vleugels slaan, maar het zelfs bestond om uitwerpselen te produceren. Een ander knap stuk mechaniek van zijn hand was een fluitspeler die twaalf wijsjes ten beste kon geven, waarbij tong, lippen en vingers bewogen. Een vast genre vormen de 18de-eeuwse zangvogelautomaten, uit halfedelstenen vervaardigde snuifdozen die een medaillon in het deksel hebben dat bij het indrukken van een geheime knop openspringt en dan een miniatuur-vogeltje vertoont, dat heen en weer draaiend en klepperend met snavel en vleugels een kwinkelerend gezang laat horen.
De Zwitserse koekoeksklok stamt eveneens uit deze tijd. Vanaf ca. 1790 werden ook levensgrote vogels in vogelkooien, voorzien van speelwerk en mechaniek in de handel gebracht, o.a. door de Zwitserse firma Rochat. Tegen het eind van de 18de eeuw trok het werkstuk van een zekere Maelzel grote belangstelling. Het bestond uit de figuur van een schakende Turk; deze bevond zich onder de vaste bagage van baron von Kempelen, een Oostenrijks diplomaat die op last van Jozef II verscheidene Europese hoven bezocht. Volgens de overlevering zou Napoleon tegen dit apparaat remise hebben gespeeld. Catharina II van Rusland verknoeide het spel door meteen alle pionnen van het bord te vegen.
Edgar Allan Poe, die deze schaakmeester in Amerika te zien kreeg, wijdde er een studie aan en kwam tot de slotsom dat in het apparaat een levend mens verborgen moest zitten. Dezelfde Maelzel construeerde in 1808 een soort orkest, samengesteld uil 42 automaten, het Panharmonicon. waarvoor Beethoven de muziek schreef: Die Schlacht von Vittoria. De 19de eeuw was voor de automaten een uiterst vruchtbare tijd. Talrijk zijn de vernuftige constructies, waardoor de figuren van clowns, apen, honden en wat dies meer zij hun kunstjes konden laten zien. Van ca. 1830 dateert de speeldoos met cilinder en kam, o.a. in speeldozen met een pirouetterend danseresje op het deksel. In het midden van deze eeuw genieten Weense speeldozen met een aapje in een rood tuniekje grote bekendheid. Ondertussen komt de massale produklie van automaten meer en meer in handen van de speelgoedindustrie. waarmee de automaat een vast verschijnsel wordt in de kinderkamer.