De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Renaissance

betekenis & definitie

(Fr., wedergeboorte. It. rinascimento), voornamelijk in de cultuurgeschiedenis gehanteerde term ter aanduiding van het tijdperk van opbloei van letteren, kunsten en wetenschappen waarvan een heroriëntering op de geestelijke verworvenheden van de klassieke oudheid de basis vormt, met als kernpunten de herontdekking door de mens van zijn eigen waarde en een intensieve exploratie van de eigen wereld.

De renaissance is in de eerste plaats een geestesbeweging, een cultuurstroming in de breedste zin van het woord. Als zodanig wortelt zij in de nieuwe geesteshouding die in de middeleeuwen vooreerst baan brak in Italië, waar omstandigheden als de van de kruistochten daterende economische opleving, de emancipatie van de stedelijke burgerij, een weinig ontwikkeld feodalisme en het bestaan van een antieke traditie haar ontwikkeling bevorderden. Was de gedachtenwereld der middeleeuwen georiënteerd op het hiernamaals, de renaissance ontdekte opnieuw de schoonheid van het leven, van de wereld en van het menselijk lichaam. Deze ommekeer beïnvloedde alle aspecten van de samenleving; godsdienst, maatschappelijke verhoudingen en politiek, theologie, filosofie, letteren en beeldende kunsten.

Dit alles manifesteerde zich het eerst en het duidelijkst in Italië, waar de nieuwe geest het maatschappelijk leven verregaand beïnvloedde en de inspiratiebron werd van een ongekende culturele bloei. Het was de maatschappelijke elite die de drager werd van deze beweging: vorsten, edelen, pausen, prelaten, geleerden, politici, kunstenaars en een nieuwe sociale klasse, de bankiers, bepaalden in wezen het gezicht van de renaissance. In deze naar schoonheid hakende wereld veroverde de kunstenaar zich een nieuwe positie: hij was niet meer de anonieme handwerker, maar een aanzienlijk lid van de maatschappij. Voor de kunstenaar had de heroriëntering op de kunst der antieken in de eerste plaats betekenis als een terugkeer naar het uitbeelden van de natuur. Men zag als een van de meest prijzenswaardige eigenschappen van de beeldende kunst der klassieke oudheid, zoals men die van de in Italië bewaard gebleven beelden kon leren kennen, de technisch ongeëvenaard knappe manier waarop daarin de natuur was nagevolgd. Een wetenschappelijke instelling werd kenmerkend voor de kunstenaars: men bedreef nauwgezette natuurstudie en historisch onderzoek, verdiepte zich in de anatomie, in mathematische en perspectivische problemen, enz.

De 'uomo universale' werd het ideaal der renaissancekunstenaars: velen waren zowel schilder als beeldhouwer en architect. Ook de toegepaste kunsten vielen binnen hun werkterrein. Vooraanstaande kunstenaars, onder wie Rafaël. leverden kartons voor wandtapijten. Velen ook wijdden zich aan het vervaardigen van kleine bronzen figuurtjes en groepen (het zgn. klein brons). Benvenulo Cellini is de grootste op het gebied der edelsmeedkunst, Luca della Robbia en zijn school werkten in kleurig majolica en zij wisten deze kunsttak tot in het monumentale te verheffen. Ook de renaissance-meubelkunst ontwikkelde zich in uitgesproken artistieke richting.

De tafels, schabels (sgabelli), kisten (cassones)en kistbanken (cassapanca's) munten uit door voortreffelijk beeldhouwwerk, en menig schilderij op paneel uit die tijd heeft oorspronkelijk deel uitgemaakt van een cassone of restello. Bij dit alles behoudt de renaissance in alle facetten haar classicistische signatuur. Ook de decoratieve kunsten ontleenden de meeste versieringsmotieven aan antieke vormen. De klassieke bouworden spelen een prominente rol overal waar een leeg vlak moet worden ingedeeld. Naast antieke zuilen als vlak versiering worden dikwijls vlakke pilasters toegepast, versierd met arabesken, voorts korven, kandelabers, rankwerk, linten, nissen met beelden, cartouches. medaillons, grotesken, emblemen, trofeeën, rankwerk met acanthusbladeren spiraalvormig opgerold, vlechtwerk met daartussen maskers, emblemen, bustes.

Ten noorden van de Alpen verkreeg de renaissancestijl accenten die van streek tot streek wisselen. In de Nederlanden zocht de vroege stijl het in overmatig en kleurrijk ornament, waarin nog veel van de gotiek voortleefde. De vroege Nederlandse stijl kreeg grote invloed in Noord-Duitsland, Engeland en vooral Scandinavië. Ook in Frankrijk werkte de gotische traditie door. Men toonde er voorliefde voor met grotesken geornamenteerde vlakken en pilasters, maar geleidelijk zou men er toegroeien naar een soberder classicisme. In Zuid-Duitsland.

Oostenrijk en Bohemen was de directe Italiaanse invloed het sterkst voelbaar. In Spanje ontstond vermenging met elementen van het pladeresco.

De Italiaanse renaissance heeft ca. twee eeuwen geduurd: de vijftiende eeuw (quattrocento) en de zestiende eeuw (cinquecento). In het quattrocento voltrekt zich de vroege fase. terwijl het cinquecento de hoge renaissance (1500-1530. soms ook 1500-1560) en de late renaissance (1530-1600) omvat. De late fase wordt ook aangeduid als de tijd van het maniërisme. In de landen ten noorden van de Alpen spreekt men eerst omstreeks 1500 van renaissance. Tot ca. 1550 is de stijl vermengd met gotische tradities. Zo is er een nog vaak sterke verwantschap met de gotische meubeltypen en ook de ornamentiek is de eerste decenniën niet geheel vrij van gotische elementen.

De eigenlijke renaissance komt daardoor van meet af aan onder invloed van het Italiaanse maniërisme. De overgang naar de barok valt voor deze gebieden in het tweede kwart van de zeventiende eeuw.