Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Vangstam

betekenis & definitie

bosb.; Onuitgesnoeide, onontschorste stammen, die bij voorkeur op de iets hoger afgezaagde stob worden gelegd, zodat het stamgedeelte rondom vrij van de grond ligt. Ze moeten dienen om schadelijke insecten, in het bijzonder de dennenscheerders, te lokken.

Dit insect graaft zijn gangen tussen schors en hout van kwijnende bomen, en legt hierin zijn eieren. Gezonde bomen kunnen door de sterke harsproductie niet worden aangetast. Lichte verwondingen, met een kapmes aan de gevelde v. aangebracht, verhogen de harslucht en lokken daardoor in sterkere mate de insecten.Ca 5 v. per ha is voldoende. De stammen moeten tijdig - d.w.z. vóór het uitkomen der jonge insecten, dus wanneer deze nog in het larve-stadium zijn - worden ontschorst (vóór 15 Mei) (vgl. Vangknuppels).

< >