Solanum lycopersicum MILL.. De t. is een gewas, dat uit Z.
Am. afkomstig is. In Ned. en Belg. vindt de teelt plaats in stookwarenhuizen en -kassen, koude warenhuizen en -kassen, onder platglas en in de open grond.Het uitzaaien geschiedt in kistjes met zand, of breedwerpig. In het eerste geval wordt 14 dagen na het zaaien verspeend en later opgepot; in het laatste geval worden de planten van het zaaibed af in de potten gezet. Als potten worden zowel stenen potten als perspotten gebruikt. Een enkele maal worden ook nog stekplanten gebruikt. Afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid licht duurt de opkweektijd van stook-t. (van Nov. tot Febr.) 10 à 11 weken en die van de koude t. (van Febr. tot Mei) 7 à 8 weken. Later in het seizoen is deze periode nog korter.
Tomaat na het enten. De insnijding wordt met een scheermes gemaakt, doch ook vaak met een spijker.
Stook-t. worden eind Jan.-Febr. uitgeplant. In die tijd moet vooral worden gestookt om de juiste temp. te kunnen handhaven. De t. vraagt een wisselende temp. s Nachts moet daarom zeer weinig worden gestookt. Luchten is behalve voor het regelen van de temp. nodig om een juiste luchtvochtigheid te krijgen. Vaak wordt daarom gestookt met de luchtramen open.
De vroegste koude t. worden reeds eind Mrt uitgeplant. De meeste echter in Apr. Soms wordt opzettelijk laat uitgeplant om laat in het najaar nog t. te kunnen oogsten. De moeilijkheid is, dat men alleen door luchten de temp. en de luchtvochtigheid moet regelen. Vooral bij vochtig weer en in het najaar is dit niet volledig mogelijk. Zeer late teelten worden daarom wel in stookkassen beoefend, zodat in het najaar kan worden bijgestookt.
In de kassen en warenhuizen worden de planten steeds aan touwtjes opgeleid. De hoofdstengel wordt nl. om een touwtje gedraaid, dat van boven aan een draad en beneden aan de plant is bevestigd. Alle zijstengels worden steeds verwijderd. Afhankelijk van de omstandigheden wordt boven de 5e, 6e, 7e, 8e, 9e of 10e tros de kop uit de hoofdstengel genomen.
De vruchtzetting kan men bevorderen door voor een niet te sterke groei en voor een goede luchtvochtigheid en temp. te zorgen. Ook door de planten te schudden of door tegen de draden te tikken, tracht men de zetting te bevorderen. Een enkele maal wordt van kunstmatige vruchtzettingsmiddelen (groeistoffen) gebruik gemaakt.
Onder staand glas worden veel rassen van het Ailsa Craig Type gebruikt. Vooral de grovere Ailsa Craigtypen voldoen goed. Enkele andere veel gebruikte rassen zijn Moneymaker, Victory en Single Cross. Minder in gebruik zijn de z.g. Tuckswoodtypen.
Doordat na vele jaren van teelt dikwijls bodemziekten optreden, moet de grond vaak ontsmet worden. Vooral knol, slaapziekte en kurkwortel zijn gevreesde bodemziekten.
Onder platglas treft men de tomatenteelt weinig aan. Bij toepassing van deze teelt worden wel de z.g. Bush of zichzelf toppende t., die kort bij de grond een groot aantal trossen vormen, gebruikt.
Tomatencultuur in open lucht
Toch dient men voor deze teelt de bakken nog vrij hoog te maken.
De teelt in de open grond is in Ned. zeer riskant, terwijl ze in België, vooral rond Mechelen, zeer belangrijk is. Na half Mei kan pas worden uitgeplant. Er wordt op 4 trossen getopt (in België op 3). Er treden vaak ziekten op, speciaal in een vochtig jaar kan de oogst geheel of gedeeltelijk mislukken. Er moet daarom regelmatig met koperhoudende middelen worden gespoten. Soms wordt in Aug. nog glas over de in de open grond geteelde tomaten aangebracht.
Als rassen worden voor de teelt in de open grond vaak de z.g. Radiotypen gebruikt. Rassen, die gevoelig zijn voor aaltjesziekten, kan men enten op ongevoelige onderstammen. Het voornaamste centrum voor de teelt van tomaten is in Ned. het Z.Holl. Glasdistrict met een productie van ca 80 % van de totale productie van het land. In 1950 werd in Ned. ruim 75.000 t tomaten geteeld, waarvan ruim 40.000 t werd geëxporteerd. De voornaamste afzetgebieden waren Eng. en Duitsland.
In België beslaat de teelt van de t. in open lucht ruim 300 ha; onder glas worden ca 220 ha geteeld, vooral in de streek van Hoeilaart.
J. M. RIEMENS A. G. DUMON.