spintmijt, (rode) spint, fam. Tetranychidae.
Kleine, meest minder dan1 mm lange organismen, tot de mijten, o. Acarina, behorend. Het lichaam is ovaal tot rond van vorm, de kleur roodoranje tot licht geel-groen. Het eerste vrije larvenstadium heeft 3, alle overige stadia 4 paar poten. De monddelen zijn ingericht om te steken en te zuigen. Hiermede beschadigen ze een grote reeks van wilde en cultuur-planten, waarvan sommige ernstig.
Het gesl. T. wordt thans in een aantal aparte gesl. gesplitst; o.m. onderscheidt men Metatetranychus ulmi Koch (== pilosus GAN.), het fruitspint; Paratetranychus ununguis JAC. op coniferen; T. (s.str.) urticae KOCH. op tal van onkruiden en in kassen op komkommer e.a.; Eutetranychus telarius L.; vooral het laatstgenoemde is gekenmerkt door het vermogen fijne webben te produceren, waarmede de voedselplant, linde, soms ingehuld wordt. Bestrijding met eidodende middelen, zowel ‘s winters als ‘s zomers of met mijtdodende middelen gedurende de zomer. Bespuitingen met DDT kunnen de spintontwikkeling bevorderen (vgl. Metatetranyckus).