(= kegeldragers, wat niet voor Taxus en Podocarpaceae geldt), de groep van naaldbomen der thans nog levende Gymnospermae. Zij zijn vooral belangrijk door het voorkomen in uitgestrekte, vaak zuivere bossen, vooral in de gematigde en koude klimaten op de minder rijke gronden.
De C. zijn evenals alle andere naaktzadigen houtige gewassen. Door de veelvuldige vertakking wijken ze opvallend af van een der andere groepen en door bladbouw van de overige. De meeste C. bezitten naald- of schubvormige bladorganen, doch ook zijn er (Araucaria, Agathis, Podocarpus) met grotere en bredere bladeren, die door evenwijdige nervatuur niet te verwarren zijn met bladeren der loofbomen. De bladeren zijn xerophytisch gebouwd en verdampen betrekkelijk weinig. Toch vragen de C. over het algemeen een vochtig klimaat, omdat het watertransport door de vaatloze stam langzaam gaat.
De C., vroeger als één familie beschouwd, omvatten een zevental, i.h.a. scherp van elkaar gescheiden families (Taxaceae, Podocarpaceae, Araucariaceae, Cephalotaxaceae, Pinaceae, Taxodiaceae en Cupressaceae). Eur. is betrekkelijk arm aan soorten. Het rijkst is O. Az. met China en Japan. Daarop volgt N. Am., dat vooral aan de zijde langs de Stille Oceaan bijzonder rijk aan naaldhoutsoorten is.
Een 3e vormencentrum van wat minder betekenis wordt gevonden in Nw Guinea en Nw Caledonië. Eur. was vroeger volgens de gevonden fossiele resten vormenrijker dan Am., zij moet die rijkdom hebben ingeboet door de laatste ijstijden-periode, zonder dat de natuur daarna er veel heeft kunnen laten emigreren. Overbrenging door de mens van fraaie of nuttige soorten uit N. Am. en O. Az. is echter bijzonder geslaagd. Vele door grootte, vorm of kleur uitmuntende soorten en var. worden in parken en tuinen veelvuldig aangeplant, waarvan de belangrijkste behoren tot de gesl.
Araucaria, Abies, Tsuga, Cedrus, Sequoia, Cryptomeria, Thuja, Libocedrus, Cupressus, Chamaecyparis en Juniperus. Enkele snelle groeiers beloven veel als houtproducenten in de bosb., zoals de Douglas-den, Japanse lork en enige soorten van Abies.
Lit.: P. DEN OUDEN, Coniferen, Ephedra, Ginkgo. Wageningen, 1949.