1. (pluimveet.) Het uitvallen van de veren en de vervanging hiervan door andere. Naast de algehele r., welke meestal optreedt in het najaar en 2 à 3 maanden duurt komt nog nekrui voor, waarbij alleen de nekveren vernieuwd worden.
Tijdens de r. produceren de dieren i.h.a. geen of weinig eieren. 2. (fruitt.) De term r. wordt gebruikt voor verschillende verschijnselen, die zich bij diverse vruchtbomen voordoen. Ten eerste voor het vallen van na de bloei opgezwollen, maar onbevruchte vruchtbeginsels. In een later stadium treedt eveneens r. op en wel van kleine, doch normale vruchtjes.
Dit moet zeer waarschijnlijk worden toegeschreven aan remmingsverschijnselen door het optreden van remstoffen of aan sterke concentraties van groeihormonen. Anderen betwijfelen dit echter en brengen het i.v.m. een periodieke vorming van groeistoffen. Uitwendige omstandigheden, vooral droogte, kunnen de r. bevorderen.
3. (trop.) R. of wintering is de jaarlijkse bladval bij bomen en struiken in de tropen, o.a. zeer opvallend bij de Hevea brasiliensis en de djati.