(1850-1928) bezocht de R.H.B.S. te Groningen en studeerde aldaar in de plant- en dierkunde. In 1874 promoveerde hij op een zoölogisch proefschrift.
Vanaf 1873 werkte hij te Wageningen aan de toenmalige landbouwkundige afdeling van de H.B.S., die in 1876 in een Rijkslandbouwschool werd omgezet. In 1895 verhuisde hij naar Amsterdam om als directeur van het pas opgerichte Phytopathologische Laboratorium WillieCommelin Schol ten op te treden zijn onderwijs te Wageningen bleef hij waarnemen. Gelijktijdig werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de ziektenleer der planten aan de Gemeente Universiteit te Amsterdam. Te Wageningen werd hij met de oprichting van de Hogeschool in 1918 gewoon hoogleraar. In 1895 richtte hij samen met Prof. HUGO DE VRIES de Ned.
Plantenziektenkundige Vereniging op, in samenwerking met het Kruidkundig Genootschap Dodonaea te Gent met een eigen Tijdschrift over Plantenziekten. Tot aan zijn dood toe bleef hij voorzitter dezer vereniging en redacteur van genoemd tijdschrift. In 1899 werd de Plantenziektenkundige Dienst opgericht, waarvan hij tot 1919 de leiding in handen behield.R. B. is de grondlegger van de plantenziektekunde in Ned. Zijn werkzaamheden zijn van zeer uiteenlopende aard en hebben betrekking zowel op schimmels als op dieren, die schade aan gewassen toebrengen. Zijn werk was bij uitstek op de praktijk gericht en ontleent hieraan zijn betekenis. Het is zijn buitengewone verdienste de belangstelling voor de plantenziekten in Ned. te hebben gaande gemaakt en de meest geschikte bestrijdingsmethoden ingang te hebben doen vinden. Hierdoor kregen de land- en tuinb. in Ned. een voorsprong boven die der naburige gebieden. Verder was hij een uiterst productief schrijver, die een grote reeks van publicaties over de meest uiteenlopende onderwerpen het licht heeft doen zien. Ook verscheidene boeken staan op zijn naam, die soms 10 drukken beleefden en in het buitenland werden vertaald.