Gesl. van houtsoorten, fam. Rhamnaceae, die soms wel als sierheester worden gebruikt.
De meest bekende vertegenwoordiger is R fratingula L.. vuilboom of sporkenhout, een struik die over vrijwel geheel Eur. voorkomt. Het is een soort van de vochtige gronden, die vrij veel schaduw kan verdragen en die een groot uitstoelingsvermogen heeft. Het is een goede bodemverpleger met lichtgroene, eivormige, gaafrandige blaadjes, verspreide bladstand, onbeschubde bruinviltige knoppen, kleine groenwitte bloempjes in de oksels der bladeren en bessen die eerst groen, daarna rood en bij rijpheid zwart zijn en sterk purgerend werken. Hij bloeit het gehele jaar door. Tot hetzelfde gesl. behoort ook R.cathartica L., de wegedoorn, die hier veel minder algemeen is en die men soms aantreft langs beken en in heggen van uiterwaarden, i.h.a. op vochtige vruchtbare gronden. Hij heeft smallere blaadjes met gezaagde bladrand en zwarte bessen.
De jonge scheuten eindigen soms in dorens. Hij stelt hogere eisen aan de grond dan de vuilboom. R.purshiana D.C. levert de grondstof voor de bekende cascarapillen.