Nog vaak door tuinliefhebbers gebruikte naam voor een groep hybriden van Chrysanthemum coccineum en C.marshalli. De naam P. is bij de plantkundigen reeds lang in onbruik.
Uit de gemalen bloemhoofdjes van P.-soorten wordt door uittrekking met petroleumaether en zuivering een contactinsecticide verkregen. De bloemhoofdjes bevatten als werkzame stof pyrethrine I en II en cinerine I en II. Tegenwoordig voorn. gebruikt bij de bestrijding van insecten in huis en in opgeslagen voorraden, veelal als knock-down veroorzakend middel, dus om een snel zichtbaar resultaat van de bestrijding te krijgen. Als synergist wordt veelal piperonylbutoxyde gebruikt. P. verliest zijn werkzaamheid onder invloed van vocht en licht en vooral in een alkalische omgeving. Men is er in geslaagd een synthetisch pyrethrumproduct te maken, allethrine, een allylhomoloog van pyrethrine I.
P. wordt in Congo, in de bergstreken van Ituri, Kivu en Ruanda-Urundi, op ca 3000 ha geteeld. De beste resultaten verkrijgt men boven 2000 m hoogte. Op lager gelegen plaatsen is de bloei schaars. Productie en uitvoer bedroegen in 1952 resp. 2.035 en 1.954 t met een gemiddeld gehalte van 1,563% pyrethrine, hetgeen hoog te noemen is. De belangrijkste afnemer is de Ver. Staten.