Het cytogenetisch onderzoek heeft geleerd, dat de erfelijke factoren of genen normalerwijs in een vaste volgorde in de chromosomen gelocaliseerd liggen op een plaats die in de z.g. reuzenchromosomen zeer nauwkeurig kan worden vastgesteld. Bij een inversie of reciproke translocatie verandert slechts de structuur der chromosomen, d.w.z. de volgorde der deeltjes.
Toch heeft in veel gevallen zon inversie of translocatie invloed op het phaenolype, en wel in het bijzonder op kenmerken, welker genen dicht bij de breuk zijn gelegen en die door de structurele verandering andere buren hebben gekregen. De ligging of positie der genen heeft dus invloed op hun werking en dat verschijnsel wordt p. genoemd (z. Mutatie).