Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Pijpomvang

betekenis & definitie

Deze wordt bepaald door de dikte van het pijpbeen i bij het varken van de pijpbeenderen), de ontwikkeling en ligging van de pezen en de dikte van de huid. Vroeger meende men dat het rund en m.n. de stier een grote p. moest hebben.

De laatste jaren is men echter meer en meer tot het inzicht gekomen, dat het veel meer de kwaliteit (droog) dan de grofheid van het beenwerk is, waar men de meeste waarde bij de beoordeling aan moet toekennen. Des te meer omdat er aanwijzingen voor zijn om aan te nemen, dat grof beenwerk en een goede melkproductie meestal niet samengaan. Daar komt nog bij, dat een grof pijpbeen meestal een grof geraamte betekent, hetgeen voor een slachtdier geen gewenste eigenschap is. Bij schapen wordt aan de p. weinig aandacht geschonken mits deze niet al te klein is. Bij varkens varieert de p. tamelijk sterk, maar geeft men aan de niet te grove pijp de voorkeur. Alleen bij het paard wordt de p. soms gemeten. Speciaal bij de zware paarden (koudbloeds en zware warmbloeds) kan de p. eigenlijk nooit groot genoeg zijn: hoewel droogte ook hier een eerste vereiste is, ziet men toch ook graag een zowel van voren als van terzijde gezien brede pijp.

< >