Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Onteigening

betekenis & definitie

(Ned.) De ontneming van particulier eigendom door een (hogere of lagere) Over-

heid t.b.v. doeleinden van openbaar belang, tegen schadeloosstelling, is ook onder vroegere rechtsstelsels mogelijk geweest. Tegen misbruiken, die te voren voorkwamen, is sedert de Franse Revolutie in de grondwetten het beginsel gevestigd, dat o. niet zal plaatshebben dan krachtens een wet verklarende het openbare nut daarvan en tegen vooraf betaalde of verzekerde schadeloosstelling. De Onteigeningswet bepaalt nu, dat voor o. in gewone gevallen een afzonderlijke wet, verklarende het nut der onteigening (een nutswet) moet voorafgaan; maar voor ganse reeksen van gevallen voor volkshuisvesting, voor aanleg of verbetering van land- en waterwegen, voor aanleg of verbetering van waterstaatswerken, voor verdedigingswerken, voor natuurbescherming of monumentenzorg, enz. heeft de wet het openbare nut eens voor al uitgesproken en verklaart zij voor de praktische toepassing een K.B. - een besluit van de uitvoerende macht dus - voldoende. De gewone gevallen zijn dus in feite de buitengewone. Een zekere waarborg blijft het intussen, dat, althans in de gevallen die voor agrarische eigendommen van belang zijn, de lagere Overheden niet slechts op eigen gezag kunnen optreden.

De voor de meeste gevallen voorgeschreven procedure is de volgende. Er moet, door het lichaam hetwelk de o. verlangt, een besluit daartoe worden genomen met een nauwkeurige beschrijving van het voorgenomen werk en een opsomming van de te onteigenen percelen. Dit een en ander wordt ter inzage gelegd; hiervan geschiedt afkondiging en alle belanghebbenden (volgens de kadastrale registers) krijgen een kennisgeving van de door een commissie uit Gedeputeerde Staten ter plaatse te houden openbare zitting. Hij die gegrond bezwaar tegen het plan meent te kunnen inbrengen, dient op deze zitting te verschijnen (c.q. met bijstand van een deskundige) en zijn belangen te doen gelden. Het rapport der commissie, met de ingebrachte vertogen, wordt aan de Kroon overgelegd en er wordt rekening mede gehouden. Het te nemen besluit wordt in de Ned.

Stc. openbaar gemaakt en ook daarvan krijgt de belanghebbende mededeling. Hierna volgt de handeling over de schadeloosstelling. De onteigenende partij is verplicht een aanbod te doen; wordt dit niet aanvaard, dan wordt de zaak voor de rechter behandeld. Gebouwen moeten in hun geheel worden onteigend (indien de belanghebbende zulks vordert); evenzo ongebouwde eigendommen, indien deze tot hunner oppervlakte verminderen of kleiner dan 10 are worden. Bij de bepaling der schadevergoeding wordt niet gelet ojr veranderingen aangebracht na de ter-inzage-legging; ook niet op de subjectieve waarde van het goed. Bedrijfsschade komt daarentegen wel in aanmerking; zij kan aanzienlijk zijn.

Aan de pachter, die nog meer dan een jaar pacht aan het goed zou hebben, moet als schadeloosstelling een bedrag gelijkstaande met twee jaren pacht worden betaald, tenzij de schade aantoonbaar groter is. De uitspraak van de rechter is niet vatbaar voor hoger beroep, doch slechts voor voorziening in cassatie bij de Hoge Raad.

De wet laat voorlopige inbezitneming toe. In geval van dringend of dreigend gevaar kan het waterschapsbestuur goederen, voor waterkering nodig, terstond in bezit nemen. Overeenkomstige bepalingen gelden voor andere gevallen van nood,

zoals staat van oorlog of van beleg, besmetting e.d. Een bepaald soort van o. is de aardhaling. Theoretisch van o. onderscheiden is de bestuursrechtelijke vernietiging: het geval, waarin de Overheid de eigendom wegneemt, niet om het voorwerp zelf te gebruiken, maar om het te vernietigen in het algemene belang (bij besmetting en dgl.). Voor schadevergoeding zal daarbij soms, niet altijd, aanleiding bestaan; niet b.v. bij ondeugdelijke waar, die ter consumptie wordt aangeboden. Het vernietigen van doorgedraaide groenten e.d. was geen o., immers het geschiedde krachtens een overeenkomst en niet op vordering van de Overheid; misschien wordt dit mettertijd anders.

S.j. FOCKEMA ANDREAE

(België) Volgens art. 11 van de Belgische Grondwet, mag niemand uit zijn eigendom ontzet worden, tenzij wegens openbaar nut en in de vorm voorgeschreven door de wet tegen een billijke en voorafgaande schadeloosstelling. Men onderscheidt drie verschillende procedures, nl.: de gewone procedure, de dringende procedure en de hoogdringende procedure. De toegekende schadeloosstelling moet voldoende zijn om de volledige schade, die de onteigende ondergaat, te dekken. Zij omvat dus niet enkel de verkoopswaarde, maar ook de bedrijfswaarde van het onteigende goed. De voorschriften voor de onteigening, zoals zij gesteld zijn bij de wetten van 17 Apr. 1835 en 27 Mei 1870, kunnen samengevat worden als volgt: onderzoek de commodo et incommodo om na te gaan of de ontworpen werken van openbaar nut zijn; publicatie van het Besluit waarbij deze werken van openbaar nut worden verklaard; poging tot minnelijke overeenkomst voor de bepaling van de schadeloosstelling; bij gebrek aan minnelijke regeling, voorleggen van de zaak aan de Rechtbank van Eerste Aanleg; deze spreekt een eerste vonnis uit waarin wordt vastgesteld dat de opgelegde formaliteiten wel of niet werden nageleefd en waarin een of meer experts worden aangesteld om de schatting te doen; na het uitbrengen van het verslag der experts wordt een tweede vonnis uitgesproken, dat de toe te kennen vergoeding bepaalt, het onteigenend bestuur in bezit stelt van de onteigende gronden en de uitbetaling der toegekende sommen beveelt. Wanneer evenwel de uitvoering der werken dringend of hoogdringend is, wordt een spoedprocedure toegepast, die voor de dringende gevallen geregeld is bij de wet van 10 Mei 1926 en voor de hoogdringende gevallen bij het Besluit Wet van 3 Febr. 1947. Door deze spoedprocedure wordt beoogd het onteigenend bestuur onmiddellijk in bezit te stellen van het te onteigenen goed om de werken aan te vangen vooraleer de toe te kennen schadeloosstelling definitief is vastgelegd.

J. RONDOU.

< >