Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Ongevallenwet

betekenis & definitie

(België) Sinds de wet van 24 Dec. 1903, die later herhaalde malen werd gewijzigd en aangevuld, zijn de werkgevers, die loontrekkende arbeiders in dienst hebben, aansprakelijk voor de ongevallen die tijdens en in uitvoering van de arbeid aan hun werknemers overkomen, zonder dat deze laatste het bestaan van enige schuld of nalatigheid van de werkgever behoeven te bewijzen. Dit principe geldt niet enkel voor de handels- en nijvcrheidsinstellingen, doch ook voor de land- en tuinbouwondernemingen, evenwel met zekere afwijkingen.

De werkgever kan zich aan deze aansprakelijkheid onttrekken door een verzekering tegen arbeidsongevallen aan te gaan bij een verzekeringsmaatschappij, die door de Staat is aangenomen en gecontroleerd.

Gaat hij geen dgl. verzekering aan, dan blijft hij persoonlijk aansprakelijk; daarbij is hij dan nog gehouden jaarlijks een som te storten in het Waarborgfonds, dat de vergoedingen aan het slachtoffer of zijn rechthebbenden uitkeert, wanneer de niet-verzekerde werkgever onvermogend zou zijn.

De aan de verzekeringsmaatschappij te betalen premie verandert naargelang het bedrag van het loon van de werknemer en de aard van de geleverde arbeid. Wanneer zich een ongeval voordoet heeft de werknemer recht op de volgende vergoedingen :

(1) Volledige uitbetaling van de medische, heelkundige (chirurgische) pharmaceutische en verplegingskosten, evenals van de orthopedische toestellen, waarvan het gebruik als noodzakelijk is erkend.

(2) Bij tijdelijke volledige werkonbekwaamheid, een dagelijkse vergoeding gelijk aan 80 % van het gemiddeld dagloon. In bepaalde gevallen kan dit percentage tot 90 worden opgevoerd.

(3) Bij tijdelijke gedeeltelijke werkonbekwaamheid, een dagelijkse vergoeding gelijk aan het verschil tussen het loon van de getroffene vóór het ongeval en het loon dat hij kan verdienen alvorens geheel hersteld te zijn.

(4) Bij bestendige werkonbekwaamheid, een jaarlijkse vergoeding tot 100%, bepaald naargelang de graad van ongeschiktheid.

Wat de zwaar gekwetsten betreft, wier toestand volstrekt de geregelde hulp van een ander persoon vergt, kan een jaarlijkse vergoeding toegestaan worden die de 100% overtreft, zonder evenwel de 150% te overschrijden.

(5) Bij overlijden van het slachtoffer: uitbetaling van de begrafeniskosten vooruit vastgesteld tot max. een gemiddeld dagloon vermenigvuldigd met 30. Deze vergoeding mag evenwel niet lager zijn dan 4.000 fr.

Daarenboven kunnen zekere rechthebbende bloed- of aanverwanten aanspraak maken op een lijfrente, waarvan het bedrag naargelang de graad der verwantschap verandert (voor Ned. z. Land- en Tuinbouwongevallenwet).

< >