Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Arbeid

betekenis & definitie

1. A. in econ. zin is het verrichten door de mens van inspanning, welke gericht is op een econ. doel, dus in het algemeen op vergroting van welvaart.

Zonder a. is geen voortbrenging mogelijk; natuur, a. en kapitaal moeten daarvoor samenwerken. A. kan rechtstreeks gericht zijn op de bevrediging van de behoefte van degene, die de a. verricht. Oorspronkelijk was dit in de landb. algemeen het geval (z. Naturalwirtschaft). De verdeling van a. of specialisatie is echter steeds verder doorgevoerd, zodat thans de meeste a. wordt verricht om geld te verdienen. Met dit geld kan men dan kopen, wat tot bevrediging van de behoefte kan dienen.

In de landb. wordt een groot deel van de a. verricht door de boer met zijn gezin; ook in de tuinb. overweegt deze gezinsarbeid. Indien het bedrijf te groot is om alle benodigde werk door het gezin te doen verrichten, moet een deel van het werk door één of meer betaalde arbeidskrachten worden verricht. Dit kan inwonend personeel zijn (knecht, dienstbode), of uitwonend. Het inwonende personeel was vroeger van meer betekenis dan thans.

Het meeste personeel geeft er de voorkeur aan niet bij de boer in huis te leven. Men acht dit te gebonden en is vooral des avonds liever geheel vrij. Ook de boer en de boerin nemen liever geen vreemden in hun gezin op. Het incest wordt in ons land nog met inwonend personeel gewerkt in Z. Limb. en voorts in de veehouderijbedrijven. In de landb. werken zowel mannelijke als vrouwelijke arbeiders.

Het aantal betaalde arbeiders in de landb. is echter in de laatste tientallen jaren sterk teruggelopen (z. Landarbeider).

Tot in het begin van deze eeuw werden de voorwaarden, waarop gewerkt zou worden, algemeen door persoonlijk overleg tussen boer en arbeider geregeld; een schriftelijk contract was onbekend. Naderhand zijn de landarbeiders zich hoe langer hoe meer gaan organiseren in 'landarbeidersbonden, die aan de werkgevers bepaalde eisen t.a.v. de arbeidsvoorwaarden, in het bijzonder t.a.v. lonen en werktijden stelden. Bij niet inwilliging van de eisen werd met werkstaking gedreigd of werd staking toegepast.

De werkgevers verenigden zich daarop tot werkgeversbonden met de bedoeling een collectieve arbeidsovereenkomst C.A.O. met de arbeidersorganisaties aan te gaan, en, indien dit mocht mislukken, om sterker te staan in de strijd tegen deze organisaties. Naarmate de arbeidersbeweging in de landb. aan betekenis won, zijn de collectieve contracten in de landb. talrijker geworden en zijn de rechten en plichten van werkgevers en werknemers daarin uitvoeriger en nauwkeuriger omschreven.

Na 1944 zijn de landarbeidersbonden en de georganiseerde landbouwers verenigd in de 'Stichting voor de Landbouw en wordt telken jare in gemeen overleg een C.A.O. ontworpen, welke bestaat uit een algemeen gedeelte, het z.g. mantelcontract, dat de algemene arbeidsvoorwaarden voor het gehele land bevat en bijzondere gedeelten, die de bijzondere voorwaarden regelen, w.o. de lonen voor de verschillende streken van het land. Voor de tuinb. wordt een afzonderlijk mantelcontract opgesteld, dat in grote lijnen overeenkomt met het mantelcontract voor de landbouw.

Alvorens rechtskracht te krijgen, behoeft de C.A.O. de goedkeuring van het College van Rijksbemiddelaars. Landarbeidersverbonden, zoals men deze in Ned. kent, bestaan in België niet. De landarbeiders sluiten zich veelal aan bij de algemene vakverbonden. Collectieve arbeidsovereenkomsten zijn tot nog toe in België onbekend. Wel bestaan er minimumlonen voor de landarbeiders. Over ’t algemeen is het moeilijk personeel te vinden, dat landarbeid voor deze lonen wil verrichten.

De vastgestelde minimumlonen worden dan ook geregeld sterk overschreden. G. MINDERHOUD/L. VAN HOVE.

2. A. heeft in de natuurk. een andere betekenis dan in het normale spraakgebruik. A. is als volgt gedefinieerd: Een kracht verricht a. indien een voorwerp onder invloed van de kracht over een bepaalde afstand (weg) wordt verplaatst. In het eenvoudigste geval, waarin slechts één kracht op het voorwerp werkt, vallen de richting van de kracht en die van de weg samen. de grootte van de a. wordt dan gegeven door het product van de grootte der kracht en die van de weg.

Werken één of meer krachten op het voorwerp, welker richtingen niet samenvallen met die van de beschouwde kracht, dan wordt de a. gegeven door het product van de weg en de projectie van de kracht op de weg (z. lig.). Staan de richtingen van kracht en weg loodrecht op elkaar, dan is dus de arbeid nul. Valt de projectie in het verlengde van de weg, d.w.z. is de kracht of haar projectie op de weg tegengesteld aan de richting van de beweging, dan is de a. negatief. Men zegt in dat geval dat er a. tegen de beschouwde kracht wordt verricht. Wordt b.v. een voorwerp opgetild dan verricht men a. tegen de zwaartekracht; valt een voorwerp, dan verricht de zwaartekracht a.