Voortkwekingsmateriaal, dat door telers onafhankelijk van de kweker wordt voortgebracht. Wanneer een landbouwer het originele zaad bestemt voor vermeerdering tot zaaizaad, wordt aan het aldus te verkrijgen zaaizaad de naam n. gegeven.
De volgorde der benamingen is origineel zaaizaad (afkomstig van de kweker), 1 e n., 2e n., oudere n. Van sommige kruisbevruchters onder de landbouwgewassen wordt n. niet toegestaan (b.v. suikerbieten, voederbieten), bij rogge echter wel. Van de zelfbevruchters (tarwe, gerst, haver, peulvruchten, vlas) en van rogge komen grote partijen goedgekeurde n. als zaaizaad in het verkeer.