Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Mosterd

betekenis & definitie

behoort tot de fam. der Cruciferae en wordt voorn, om het zaad, gele m., geteeld maar soms ook als groenvoeder- of groenbemestingsgewas (als groenvoeder maaien vóór de bloei). De gele of witte m., Simpis alba L. ssp. eu-alba BRIQ.., vormt een hoog opschietende, forse plant met rijk vertakte stengel.

De grote, gele bloemen staan in lange trossen, terwijl de sterk behaarde hauwen 4-6 zaden bevatten. Een bruine var. van de gele m. is S.alba var. melanosperma.Gele m., waarvan in 1951 in Ned. ruim 2000 ha geteeld werden, is een speculatief gewas waarvan de verbouw vooral in Gron. en N.Holl. plaats heeft. Gele m. groeit snel en kan daardoor nog laat (tot in Mei) gezaaid worden, b.v. in plaats van mislukt koolzaad.

De bruine of zwarte mosterd, Brassica nigra KOCH, is eveneens een speculatief gewas. Het wordt maar weinig meer geteeld; in 1951 ca 126 ha, waarvan de helft in N.Holl. In huurcontracten wordt de verbouw veelvuldig verboden, omdat de opslag van bruine m. zich als een buitengewoon lastig onkruid gedraagt.

De bruine m. onderscheidt zich van de gele o.a. doordat de hauwen tegen de stengel aangedrukt liggen, terwijl zij ook een geheel andere vorm hebben; de kleur der bloemen is bovendien meer goudgeel.

M. wordt omstreeks half Mrt op rijen gezaaid: rijenafstand bij gele m. ca 40 cm, bij bruine 2530 cm. Hoeveelheid zaaizaad ca 7 kg, ha. De stikstofbemesting dient ruim (60 -100 N/ha) bemeten te worden. Om uitvallen van zaad te voorkomen moet voorzichtig, ‘s morgens vroeg of ‘s avonds laat, gemaaid worden, waarna het gewas in hokken op het veld te drogen gezet wordt om goed na te rijpen. De opbrengst kan zeer variëren; 2000 kg ha is een goede opbrengst.

Het zaad van bruine m. bevat o.a. het glucoside sinigrine, slijmstoffen, eiwitten en vette olie (ca 30%). Wordt het zaad gemalen en het m.-meel aangeroerd met water dan ontwikkelt zich, onder invloed van een enzym (myrozine), de vluchtige allylmosterdolie. Gemalen m. wordt in de geneesk. gebruikt voor het vervaardigen van mosterdpleisters (werken huidprikkelend), mosterdpap (toegepast bij voetbaden) enz. De door koud persen verwijderde olie wordt benut bij de zeepfabricage en als smeermiddel, niet als spijsolie. Het zaad van gelem. bevat het glucoside sinalbine, waaruit bij malen en bevochtigen van het meel, weer een vluchtige olie ontstaat, het alkaloid sinapine en ca 30% vette olie. Deze wordt door koud persen afgescheiden en wordt, behalve als smeermiddel en grondstof voor de zeepfabricage, ook als spijsolie benut. Het zaad van de beide mosterdsoorten wordt verder gebruikt voor het kruiden van voedingsmiddelen o.a. augurken.

Het z.g. Indische koolzaad bestaat voor het grootste deel uit een mengsel van mosterdsoorten en wel: Indische of krul-m. (Brassica juncea CERN. ; zwarte zee-m. (Sinapis dichoiuma ROXB.) en guzaret raapzaad (S. glauca ROXB.). De z.g. sarepta-m. is een mengsel van B. juncea en B.rapa L. oleifera anima.

Voor de fabricage van mosterd wordt het gemalen, gedeeltelijk uitgeperste zaad, met kokende azijn of zure witte wijn aangemaakt. Mosterdzaadkoeken kunnen zonder meer niet bij de veevoeding benut worden. W.J. DEWEZ

< >