Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Morinda citrifolia

betekenis & definitie

L., fam. Rubiaceae, de Indische meekrapboom, mengkoedoe (Mal.), bengkoedoe (vuig.

Mal.), tjangkoedoe (Soend.), koedoe (Soend., Jav.), levert een rode verfbast.Het is een kleine, kromme boom met gladde schors en vrij grote, donkergroene, elliptische bladeren, die kruisgewijze staan. De twijgen zijn zwak vierkant en gegroefd. De bloeiwijze is een bolvormig hoofdje, dat na de bloei opzwelt tot een geelachtige samengestelde vrucht, bijna zo groot als een ei. M. komt van Voor Ind. en Ceylon tot de Zuidzee-eil. overal wild en aangeplant voor, zowel in het laagland als in het gebergte.

M. wordt geteeld uit zaad, dat op bedden wordt uitgezaaid; na een paar maanden kan worden uitgeplanl. Reeds na ca 4 maanden trekt men de ca 5 voet hoge struiken uit, spoelt de wortels schoon en schilt ze. De bast droogt men in de zon. Men kan ook na 2-5 j. oogsten. Is de boom sterk genoeg, dan kan men de wortels van één zijde blootleggen en schillen, waarna ze weer met aarde bedekt worden; het volgend jaar behandelt men een andere zijde, hetgeen men 3 jaar kan herhalen. De bast bevat een glucoside, dat bij ontleding een fraai rode kleurstof, morindon, levert, die zeer verwant is aan, maar niet identiek met de alizarine van de meekrap. In Indon. verft men hiermede algemeen katoen, zijde en ander vezelmateriaal. Zij wordt echter verdrongen door de goedkope synthetische alizarine en wordt nog slechts gebruikt voor doeken van goede kwaliteit. De kans, dat M.bast een uitvoerartikel wordt, is vernietigd.

< >