Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Melkmachine

betekenis & definitie

Installatie waarmee de koeien worden gemolken. Het principe van het mechanisch melken berust op een nabootsing van het zuigen van een kalf aan de spenen.

De machine zuigt eveneens aan de speen, waartoe daaraan een z.g. tepel beker wordt geschoven. Deze bestaat uit een langwerpige metalen beker met daarin een gummi tepelvoering, die boven- en onderaan goed tegen de tepelbeker aansluit; in liet midden echter is er ruimte tussen de tepelbeker en de tepelvoering.In de tepelvoering wordt door luchtverdunning een onderdruk van ca ½ at opgewekt, waardoor de melk uit de speen wordt gezogen. Bij onafgebroken zuigen zou de bloedcirculatie in de speen worden verstoord. Daarom moet deze worden onderbroken, zoals dit ook gebeurt bij het zuigen van het kalf zuigen en slikken). Daartoe wordt er in de ruimte tussen de tepelbeker en de tepelvoering afwisselend onderdruk en atmosferische druk toegelaten.

In het eerste geval is de druk in en buiten de tepelvoering gelijk en dan wordt de melk aangezogen (de z.g. zuigslag). In het tweede geval is de atmosferische druk aan de buitenkant van de tepelvoering ca i at hoger dan de daarbinnen aanwezige onderdruk. Daardoor wordt de gummi tepelvoering vast om de speen gedrukt, terwijl het ondereind samenklapt onder de speen. Hierdoor wordt de zuiging op de speen onderbroken en de om de speen aansluitende tepelvoering drukt het bloed terug (de z.g. persslag). De vereiste regelmatige opeenvolgingen van zuig- en persslag worden verkregen m.b.v. een z.g. pulsator. Door het afwisselend daarin openen en sluiten van kanalen, waardoor lucht wordt afgezogen of toegelaten, worden door de pulsator z.g. pulsatieslagen opgewekt in de ruimte tussen tepelvoering en tepelbeker. Een regelinrichting aan de pulsator maakt het mogelijk het aantal pulsaties per min. binnen bepaalde grenzen te variëren.

De m. bestaat uit de volgende hoofddelen: een motor met luchtpomp, een stal- of vacuumleiding en één of meer melkapparaten.

Aan de stalleiding, die uit een holle buis bestaat zijn de navolgende delen aangebracht: vochtvanger, spoelkraan, regulateur, vacuummeter, hoeomp onderaan de stalleiding hangt. Het condens- en spoelwater wordt daarin opgevangen, zodat dit niet in de pomp kan komen. De spoelkraan zit veelal op een korte buis aan de stalleiding. Hierdoor wordt de reinigingsvloeistof aangezogen, waarmee de stalleiding wordt schoongespoeld. Met de regulateur wordt de, door de luchtpomp in de stalleiding opgewekte, onderdruk constant gehouden. De regulateur is een luchtklep, waardoor lucht wordt toegelaten in de stalleiding, wanneer de onderdruk daarin boven een bepaalde waarde stijgt.

De klep sluit de luchttoegang af, wanneer de onderdruk goed of te gering is. De klep, die door de onderdruk van zijn klepzitting wordt geheven, kan m.b.v. gewichten of met een instelbare drukveer worden belast, waarmee de hoogte van het vacuüm wordt ingesteld. De vacuummeter is een manometer voor het controleren van het vacuüm. De hoekkranen zijn plugkranen met een, in het verticale vlak vrijwel haaks omgebogen lucht-doorgang. Hierdoor wordt voorkomen dat condenswater uit de stalleiding door de hoekkranen kan afvloeien in de melkapparaten. Deze worden nl. m.b.v. een rubberslang, de z.g. luchtslang, verbonden met een hockkraan, zodat bij opening hiervan de onderdruk ook op het melkapparaat kan inwerken. De aftapkraan zit op het eind van de stalleiding en dient om eventueel condens- of spoelwater daaruit af de tappen.

Een melkapparaat bestaat uit een metalen vat met een luchtdicht afsluitend deksel. Daarop zitten: de pulsator, de aansluiting van de luchtslang en een aansluiting van de melkslang, die naar de z.g. klauw voert. De klauw is een dubbel verdeelstuk. De van het melkapparaat komende melkslang en luchtslang worden beide in de klauw verdeeld in 4 dunnere rubberslangetjes, die naar de tepelbeker voeren. Daartoe heeft de klauw aansluitingen voor de 4 tepelvoeringen en één voor de melkslang, waardoor de melk in het vat van het melkapparaat komt. Verder zijn er aan de klauw 4 aansluitingen voor 4 korte luchtslangen, die naar de tepelbekers gaan en één voor de luchtslang, die van de klauw naar de pulsator voert.

Er zijn 2 typen melkapparaten nl.: het staande en het hangende model. Bij dit laatste wordt een singel gelegd over de rug van de koe, waaraan het melkapparaat tijdens het melken hangt. Het staande melkapparaat staat tijdens het melken op de grond. De m. wordt in de zomer ook in de weide gebruikt. De gehele installatie wordt daartoe op een wagen geplaatst en de koeien worden hier omheen vastgezet tijdens het melken.

Een bijzondere uitvoering is het z.g. melkleidingtype. Hierbij worden geen emmers gebruikt. De melk stroomt van het melkapparaat door een leiding naar een verzamelbak of in een bus. De leiding is veelal gesloten (buisvorm) maar kan ook open (vorm van een goot: zijn. In het laatste geval is er minder vacuümverlies. Leidingen van roestvrij staal zijn het meest bedrijfszeker.

De reiniging is gemakkelijk uitvoerbaar en kost niet meer tijd dan het reinigen van emmers. Op grote bedrijven kan dit systeem tijdbesparing geven. Het is, ook bij hoge melkgift, mogelijk, dat één man met 2 apparaten werkt. Op kleine bedrijven past men het systeem alleen gemakshalve toe: er behoeft nl. niet met volle emmers te worden gesjouwd. De kosten zijn ca 2 maal zo hoog als van een gewone installatie.

In het buitenland, o.a. in Zweden en Eng., wordt dit systeem reeds veel toegepast. Begin 1956 vond men het in Ned. op ca 20 bedrijven. In België treft men enkele melkleidingen aan op bedrijven, die AA melk vóórtbrengen. Een bezwaar is, dat er geen controle per koe mogelijk is, zeker niet, als er 2 koeien tegelijk worden gemolken.

< >