lupine. Tot de fam. der Papilionaceae behorende, hout- of kruidachtige, éénjarige of overblijvende sier- of landbouwgewassen.
L. arboreta SIMS, boomlupine, hoogopgaande, houtachtige l. met gele bloemen, die voor ons alleen belangrijk is als een der stamouders der moderne tuin-l.; Californië. In ons klimaat niet winterhard. L. luleus L., gele l., bekend landbouwgewas, dat veelal gebruikt wordt voor groenbemesting; éénjarige, met samengestelde, uit 7-11 lancet-lijnvormige blaadjes bestaande bladeren en gele, welriekende bloemen in boven elkaar geplaatste kransen;Middellandse Zeegebied. L.albus L., witte l., éénjarig, niet langwerpig-omgekeerd eironde blaadjes en witte bloemen in trossen; Middellandse Zeegebied en trop. Afr. L.polyphyllus LJNDL., overblijvend, kruidachtig, met lancetvormige blaadjes en violetblauwe bloemen in dichte trossen, N.Am.; uitstekende borderplant en snijbloem. Uit kruisingen met L.arboreus e.a. zijn de L.polyphyllus hybriden ontstaan in vele kleuren: rood, rose, oranje, geel, blauw, lila, violet, wit. Vóór 1918 kende men slechts de violetblauwe stamsoort, de witte L.p.albiftorus LINDL. en de zuiver rose Moerheimi.
In Eng. ontstonden daarna door kruising met L.arboreus do z.g. Downers hybriden, als Downers Pink Pearls, rose; Downers Delight, donkerrose; Countess of March, wit met lila, enz. Het sortiment heeft zich daarna steeds meer uitgebreid; tot de beste vormen worden nu de z.g. Russell-hybriden gerekend met lange, stevige trossen en bloemen veelal in twee kleuren. Hiertoe behoren o.a. City of York, fluweelrood; George Russell, koraalrosé met roomwit; Joan of York, wit met meekraprood; Mrs. Micklethwaite, rose met dieprood; Patricia of York, geel; Susan of York, scharlakenrood met geel; Eleanor Richards, diepgeel met oranje; verder mogen hier nog worden genoemd: Ada, maisgeel; Black Knight, indigoblauw; Grenadier, oranjerood; Moerheims Rood, gloeiend rood; Redgrove, lyrisch rood.
Voor l. als voedergewas z. Lupine.