is hij die - zelf soeverein of leenman van een soeverein zijnde - delen van zijn bezit (bijna steeds onroerende goederen) in leenverhouding aan anderen (leenmannen) uitgeeft. Dit geschiedde tegen een contra-prestatie die niet in geld, maar (voor de oude tijd) in diensten en vervolgens nog in bijkomende voordelen heeft bestaan: hellingen bij nieuwe uitgifte, bij toestemming tot bezwaring met hypotheek, tot vererving buiten de gewone regels of tot verkoop.
Het leenrecht was te onzent, in de beide eeuwen voorafgegaan aan de revolutie van 1795, niet drukkend, hoogstens enigszins hinderlijk; het belemmerde de vrije beschikking over de daaronder verbonden goederen. De revolutie heeft de leenverhoudingen ook hier afgeschaft.