(bodemk.) zijn verschijnselen, welke zich als gevolg van bevriezen en opdooi van de bodem in bepaalde bodemlagen voordoen. Ze zijn ontstaan in de Würmijstijd, waarin de ondergrond van de bodem permanent bevroren was en de bovengrond af en toe ontdooide.
Door opdooi en weer bevriezen werden bepaalde bodemlagen verdrukt en gedraaid, waardoor een brodelstructuur in deze laag ontstond. Eveneens ontstonden er in de bodem ten gevolge van de vorst flinke spleten, die bij opdooi met aarde uit de bovenlagen werden gevuld (vorstspleten). In sommige profielen, waarin lagen van verschillende kleur of samenstelling voorkomen, kan men deze verschijnselen mooi zien. Ook de solifluctie behoort tot deze verschijnselen.