1. (bij planten) Bij de plantenvoeding is koper een onontbeerlijk sporenelement. K. is een ontginningsziekte, die vooral voorkomt op nieuw ontgonnen veen en heidegronden.
Bemesting met 50 kg kopersulfaat per ha geeft voor een reeks van jaren een normale plantengroei. Vooral granen zijn zeer gevoelig voor k. (onvoldoende korrelvorming).2. (bij dieren) Er zijn twee vormen van k. bij de dieren, die zich echter aan ons oog op gelijke wijze voordoen, nl. een werkelijk (primair) k. wanneer de dieren met het voedsel (of drinkwater) te weinig koper binnen krijgen en een schijnbaar of secundair kopergebrek, als de dieren wel genoeg koper opnemen (of in hun lever hebben opgeslagen), maar het dierlijk organisme niet in staat is dit koper te gebruiken of vast te houden. Dit laatste kan voorkomen bij diarrhee-verschijnselen, terwijl er ook andere sporenelementen bekend zijn, die koperopname tegengaan (molybdeen wordt in dit verband veel genoemd).
K. komt in Ned. voor in vele laagveengebieden en sommige zandstreken, terwijl hier en daar ook reeds kleigebieden zijn gevonden, waar de koeien Cu-tekorten vertonen (ruig in het haar: veelal bruinachtig i.p.v. pikzwart haar; slechte jeugdgroei; moeilijk dragend te krijgen; verminderde melkgift). VAN DER GRIFT komt tot de conclusie dat in de door hem en anderen in Nederland onderzochte gebieden ca 75% van het vee geen optimale kopervoorraad bezit.
Lit.: J. VAN DEK GRIFT, Het kopergehalte van en bloedserum bij het Fries-Hollandse rund. Proefschrift Utrecht, 1955.