Koelen is onttrekken van warmte. De voornaamste toepassing van de k. is de verduurzaming van aan bederf onderhevige voedingsmiddelen door verlaging van temp., om daardoor de eventueel van nature aanwezige stofwisselingsprocessen en de ontbindende werking van micro-organismen te vertragen en zo mogelijk tegen te gaan.
Voor de afkoeling van een lichaam is het nodig, dat lichaam in contact te brengen met een ontvanger, die langs natuurlijke of kunstmatige weg op lage temp. is gebracht en tijdens het contact de warmte overneemt.
Natuurlijke afkoelingsmiddelen zijn koude nachtlucht en grondwater. In een met buitenlucht gekoelde bergplaats kunnen fruit, aardappelen e.d. op betrekkelijk lage temp. gehouden worden door s nachts koude nachtlucht te laten circuleren en overdag, als de temp. van de omgevingslucht stijgt, de ruimte gesloten te houden, d.w.z. builen communicatie melde omgevingslucht. Grondwater heeft in Ned. een temp. die, over het gehele jaar gerekend, ligt tussen 90 en 10 C. Het kan gebruikt worden om hoge stijging van de temp. in bewaar- en werkruimten in de zomer tegen te gaan. Men spreekt van koelen (matige koude) als het temperatuurniveau boven het vriespunt blijft en van vriezen (strenge koude: bij temp. onder het vriespunt. Temperaturen even boven het vriespunt noemt men lage temp. Temp. ver onder het vriespunt noemt men in de technologie geen lage, maar diepe temperaturen.
Voor het kunstmatig scheppen van een ontvanger wordt bijna uitsluitend de compressie-koelmachine gebruikt. De voornaamste onderdelen zijn de compressor; een gaspomp, die meestal electrisch aangedreven wordt; de verdamper d.i. een buizenstelsel waarin vloeistof tot gas verdampt en de condensor, een buizenstelsel waarin damp tot vloeistof neerslaat. Door de zuigende werking van de compressor verdampt vloeistof in de verdamper. Daarvoor is warmte nodig en deze levert de vloeistof zelf. Daardoor wordt zij kouder. Deze koude vloeistof wordt gebruikt om de afkoelende werking te verkrijgen, die men beoogt.
Van grote betekenis is de fruitkoeling. Voor maandenlang bewaren van levend hard fruit zijn temp. van even boven O0 C nodig. De lucht in de geïsoleerde fruitkoelruimte wordt gekoeld door haar m.b.v. een ventilator te laten circuleren tussen de fruitkisten en over het koellichaam, de luchtkoeler. Deze laatste kan gevoed worden met pekel, die gekoeld is door het verdampend koudemedium of het koudemedium kan in de luchtkoeler zelf (die dan tevens verdamper is) verdampen.
Als koudemedia worden meestal ammoniak en freon gebruikt. Ammoniak is gevaarlijk voor levend koelgoed zoals fruit. Bij gebruik van ammoniak moet gezorgd worden, dat geen ammoniakdampen in het koelruim, waar fruit bewaard wordt, kunnen ontsnappen.
Voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong (groente, vruchten) kunnen in bevroren, dus dode toestand veel langer bewaard worden dan levend koelgoed, mits de opslagtemp. maar diep genoeg is. De gebruikelijke temp. hiervoor is ca -200C.
G. FERGUSON.