is het aantal kiemen (b.v. bacteriën), dat in een bepaalde hoeveelheid van een stof (b.v. water, melk, grond) aanwezig is. Het aantal kiemen (b.v. bacteriën) in melk kan men bepalen door een bekende hoeveelheid melk te brengen in een steriele petrischaal en dan te mengen met een geschikte agar- of gelatine-voedingsbodem in gesmolten toestand.
Nadat de voedingsbodem gestold is, plaatst men de schaal bij een geschikte temp. en wacht totdat de bacteriën zich tot duidelijk zichtbare kolonies ontwikkeld hebben. Men telt de kolonies en rekent het aantal uit, dat men bij toevoegen van 1 cm3 gevonden zou hebben. Zo vindt men het aantal kweekbare kiemen. Dit aantal zal zelden overeenkomen met het werkelijk aanwezige aantal kiemen, omdat men geen voedingsbodem en kweekomstandigheden kan vinden, waarbij alle kiemen zich tot kolonies ontwikkelen. Voor de bepaling van het k. in water doet men hetzelfde als bij melk. Wanneer men het kiemgehalte van grond wil bepalen, moet men eerst een suspensie van de grond in water maken en dan op de boven beschreven wijze verder werken. Voor grond rekent men het aantal kiemen op 1 g grond.