In de as van de gewassen komen grote hoeveelheden K (kalium) voor. K is een essentieel element voor de groei van de plant. de grote hoeveelheden K, die de planten aan de grond onttrekken, moeten voor het verkrijgen van een goede oogst worden aangevuld.
Alleen bij zeer rijke gronden (jonge zeeklei) kan men tamelijklang k. achterwege laten. Op praktisch alle andere gronden moet k. worden toegepast. Hiervoor kan men gebruik maken van stalmest, die ca 0,5% K2O bevat of van de kali-meststoffen. K. wordt i.h.a. in het voorjaar toegediend. Indien men echter chloridegevoelige gewassen wil verbouwen en men toch van de chloorhoudende kalizouten gebruik wil maken, dan moet men deze in het najaar toepassen. Met de winterregens kan dan het chloride-ion uitspoelen, terwijl het K-ion aan het adsorptiecomplex gebonden wordt en voor uitspoeling wordt behoed. De hoeveelheid kali, die moet worden toegediend hangt af van de kali-toestand van de grond en de eisen van het gewas. Op kali-arme gronden kan zij wel tot 200 kg ha K.O gaan en bij vruchtbomen zelfs meer.