Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Jacobsladder

betekenis & definitie

1. (techn.) De j. is een werktuig voor het transporteren van zeer uiteenlopend materiaal. I.v.m. dit laatste is de bouw verschillend, maar steeds is een band- of ketting-zonder-eind aanwezig.

Vaak is deze voorzien van bakjes, dwarsplaten, vorken e.d. Meestal wordt de j. gebruikt voor transport naar boven, soms voor vervoer in horizontale richting.Om graanschoven en hooi te transporteren onderscheidt men vaste en verplaatsbare j. Het vaste type is meestal opgesteld midden in de schuur. Het bestaat uit een schuin oplopende brede bak, waarin twee kettingen of een band zonder eind met dwarsplankjes of twee U-ijzers, waarop de schoven van de wagen af worden gedeponeerd. Boven in de schuur loopt over de gehele lengte een dwarsbak met een overeenkomstige horizontale transportinrichting, die naar weerszijden kan lopen. Op de plaats waar men bezig is op te tassen kunnen luiken in de dwarsbak worden weggetrokken, waardoor de schoven naar beneden vallen. Deze inrichting heeft alleen zin in grote schuren. Ze is vrij kostbaar en is dan ook verdrongen door andere transportinrichtingen, zoals verplaatsbare j., grijp- of nettenlosinrichting of blazer.

De verplaatsbare j. komt voor in verschillende uitvoeringen, nl. het type, dat boven in schuur of hooiberg wordt opgehangen en het verrijdbare type, dat op een onderstel is gemonteerd. Bij het verplaatsbare model kan de bak m.o.rn. steil worden gesteld, waardoor de opvoerhoogte verandert. Het vervoer van het materiaal geschiedt door dwarsplanken of U-ijzers, die zijn gemonteerd op een brede riem of aan weerszijden bevestigd aan een rollenketting. De eerste constructie slipt vlugger, maar werkt geruisloos. Deze verplaatsbare j. kan behalve in de schuur, ook bij het opzetten van mijten worden gebruikt.

Bij de dorsmachine en demaaidorsmachine is de j. ingebouwd en dient voor het omhoogvoeren van de gedorste producten. Bij maaidorsmachines heeft men tevens een j. voor het omhoogvoeren van niet uitgedorste aren naar de dorstrommel.

2, (plantk.) Blauwbloemige sierplant met sterk geveerd blad (z. Polemonium).