Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Band

betekenis & definitie

1.(veet.) is een sterke bindweefselstreng met vele elastische vezels, die twee of meer geraamtedelen onderling verbindt. Vooral bij het rund bedoelt men met b. in het bijzonder de bekkenbanden, die van de achterste kruiswervel links en rechts naar de achterstukken van de beide zitbeenderen, de z.g. zitbeenknobbels lopen (z.

Geraamte). Voor het kalven worden deze slapper, doordat ze vocht aantrekken. In de praktijk zegt men, dat de b. ‘zakken’ of ‘weggaan’. Men heeft hierin een aanwijzing om ten naastebij te bepalen, hoe lang het nog zal duren voordat de koe zal gaan kalven. Door ziekelijke afwijkingen kunnen de b. ook verslappen, zonder dat van een naderende geboorte sprake is (z. Bandeloosheid). In normale gevallen herstellen zij zich na de geboorte weer.

2. (bosb.) noemt men in de bosb. één- of meerjarige loten van eiken of wilgen, geschikt om er takkenbossen mee te binden.

< >