Daar men vroeger de fruitbomen voorn. in weilanden plaatste waarin vee graasde, entte men de gekweekte var. van pit- en steenvruchtigen op sterk groeiende zaailingen van de diverse soorten, wildelingen genoemd. Men trachtte de takken dan zoveel mogelijk buiten het bereik van het vee te houden door hoog b.v. op 1,752,25 m af te enten.
De h. wordt tegenwoordig nog gehandhaafd, daar men in het gebruik hiervan bepaalde voordelen ziet. Men stelt het vee op vele plaatsen echter nu niet meer in de gelegenheid de laaghangende takken te beschadigen. Men mulcht het gras liever, terwijl men op geregelde tijden de oppervlakte van de grond schijfegt of omploegt en dan opnieuw laat begroeien. Op deze wijze verhoogt men het gehalte aan organische stof in de bodem.