Inrichting, die aan een grasmaaimachine wordt aangebracht, wanneer deze machine wordt gebruikt voor het maaien van graan. Onder de buitenschoen wordt veelal een klein wieltje geplaatst, waardoor de maaibalk hoger boven de grond loopt dan bij grasmaaien.
Daardoor wordt er langer gestoppeld. Achteraan de maaibalk wordt een houten rek scharnierend bevestigd. Boven het rechter wiel wordt een tweede zitting aangebracht voor de man die met zijn voet een hefboom naar beneden moet drukken, waardoor het houten rek iets schuin naar boven komt te staan. Het door de vingerbalk afgemaaide graan wordt dan tegen dit houten rek verzameld. De persoon op de zitting heeft een losse houten hark met schuine steel in de hand. Als er genoeg graan voor één schoof Is verzameld, laat hij de hefboom los, het rek valt op de grond en tegelijkertijd wordt het gemaaide graan met de hark in een zijwaartse en naar achteren gerichte beweging tot een schoof bijeengebracht en van het bord geschoven. Meestal is op de buitenschoen nog een kleine torpedo geplaatst voor het scheiden van de gemaaide en de ongemaaide halmen.
Een h. wordt op de gemengde bedrijven wel gebruikt, wanneer er slechts een kleine oppervlakte graan wordt verbouwd. Op dgl. bedrijven is een grasmaaimachine immers altijd aanwezig. Een bezwaar is, dat de gemaaide schoven gebonden en opzij gelegd moeten worden, voordat het volgende zwad kan worden gemaaid.