Hakhoutbossen van wilg, te verdelen in hak-g. en snij-g.
Hak-g. wordt om de 3 à 4 jaar gehakt, snij-g. elk jaar of soms elke 2 jaar. Men legt doorgaans g. aan op vochtige gronden, die s winters wel enige tijd onder water mogen staan, maar toch in het groeiseizoen goed gedraineerd moeten zijn. Men vindt g. vooral langs de grote rivieren, zowel binnendijks als buitendijks. Vóór de aanleg moet een goede grondbewerking en drainage (greppels) plaatsvinden; dikwijls maakt men rabatten van 3 à 3,50 m. De stekken worden gezet op b.v. 70 X 70 cm, voor snij-g. wel dichter (50 x 40 cm); de scheuten, die zich het eerste jaar ontwikkelen (pitteen), worden afgesneden; het volgend jaar ontwikkelen zich dan op clc stoven een groot aantal nieuwe scheuten. Het meest gebruikt worden katwilg en grauw (resp. Salix viminalis en S.amygdalina), die men doorgaans mengt; het grauw vraagt vruchtbaarder grond (houdt deze ook in goede toestand) en wordt Legen late vorst (waartegen hij minder bestand is) door de kat beschermd. Voor hakgriend en speciaal voor het vierjarige wordt ook vaak het z.g. rood (Salix alba L.) gebruikt. Het hout wordt met een oord dicht bij de stoof afgehakt.
Het hakken gebeurt steeds in de winter, maar niet bij vorst daar dan het hout hard en bros is en stukken van de stoof afscheuren. Hout dat later geschild zal worden, wordt na het hakken dadelijk in het water geplaatst.
Hak-g. leveren: hoephout, latten, staken, rijshout, gereedschapsstelen e.d. Waardevolle soorten voor snij-g. zijn b.v. het Amerikaantje, de Duitse dot, de bitter-
Het maken van een zinkstuk wilg, de schietwilg Frans geel, Belgisch rood c.a. (z. Salix).
Producten van de snij-g. zijn: stekhout en inboetelingen voor nieuwe g., bindteen en tenen voor mandenwerk, tuinmeubelen enz. Snij-g. worden later vaak in hak-g. omgezet. Men moet hiermede dan echter reeds bij de aanleg rekening houden in de keuze der soorten (kat en grauw zijn b.v. soorten die bijzonder geschikt zijn voor hak-g., doch die ook tijdelijk als snij-g. kunnen worden geëxploiteerd). De griendcultuur is de laatste tientallen jaren in Ned. achteruitgegaan tot ca 8000 ha in 1955.
G. HOUTZAGERS.