is een werktuig voor het maken van ondiepe greppels in grasland. Een g. bestaat uit een raam met vóóraan een voet voor de diepteregeling.
Onder aan het raam zitten twee flauw naar boven gebogen messen, die in een bredere plaat overgaan en bijeenkomen, waardoor een soort bak wordt gevormd. Een der kanten van deze bak loopt verder door en is zijdelings weggebogen. De afgesneden grond gaat in de bak omhoog, wordt er langs de weggebogen zijde uitgewerkt en op de kant van de greppel gebracht.