Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Grassoorten

betekenis & definitie

komen veelvuldig voor in weilanden (z. Gramineeën).

Voor sommige g. wordt N.W.Eur. wegens de grote vormenrijkdom als genencentrum beschouwd. In Ned. komen ca 150 g. voor, waarvan er ca 40 m.o.m. regelmatig in ons grasland worden aangetroffen. Het aantal g., dat in een bepaald grasbestand voorkomt, hangt sterk af van het milieu. I.h.a. neemt het aantal soorten af naarmate het milieu extremer wordt (b.v. hoog zoutgehalte van de grond, intensieve beweiding eventueel gepaard gaande met een zware bemesting). Botanisch worden de g. naar bloeiwijze onderscheiden in aargrassen (Eng. raaigras, kweek, borsteigras), aarpluimgrassen (timothee, beemdvossestaart, reukgras) en pluimgrassen (beemdgrassen, struisgrassen, riet).

Landbouwkundig worden de diverse g. zeer verschillend gewaardeerd. In Ned. deelt men ze in in goede (Engels raaigras, timothee, beemdlangbloem), matige (beemdvossestaart, kropaar, witbol) en minderwaardige (reukgras, zachte dravik, smele) grassen. Deze beoordeling is gebaseerd op vele eigenschappen.

Zo zijn er zeer productieve g., die graag door het vee worden gegeten, naast weinig opbrengende soorten, die om een of andere reden b.v. hardheid (smele), beharing (witbol), enz.) door het vee worden gemeden. Sterk uitlopervormende g. (fioringras, kweek, veldbeemdgras) vormen een dichte zode, pollen vormende soorten (witbol, kropaar, smele) daarentegen een losse. De landbouwkundige voorkeur voor een bepaalde g. hangt o.a. af van het doel waarvoor men haar wenst te gebruiken: blijvend grasland (Eng. raaigras. ruw beemdgras, timothee) of één- of meerjarige kunstweiden (Westerwolds raaigras, kropaar. Eng. raaigras).

Weiland en hooiland stellen andere eisen aan de g. waaruit zij zijn samengesteld. Bovendien is gebleken, dat eenzelfde g. onder andere milieu-omstandigheden (klimaat, bodem, enz.) anders gewaardeerd moet worden. Er kan nl. sprake zijn van een ander ecotype. Ook is de waardering relatief, d.w.z. een matige g. hier kan elders op de wereld t.o.v. de daar groeiende soorten tot de goede g. behoren en omgekeerd. Voorts heeft onze waardering voorn. betrekking op het gebruik door melkvee; voor paarden, schapen, geiten, enz. zullen weer andere normen gelden.

< >