Algemene term voor gereedschappen en machines die worden gebruikt om te graven. Men onderscheidt handgereedschap en machinale werktuigen.
De vorm van het handgereedschap is afhankelijk van de streek, de grondsoort en de wijze waarop wordt gegraven. Men spreekt van spade, schop, schoffel, bats, boor, enz.
Machinale graafwerktuigen hebben een bak of een grijper, die mechanisch of hydraulisch wordt bediend. De bak en de grijper kunnen aan een vaste arm of aan kabels zijn bevestigd. De bak wordt gevuld door hem over de bodem te slepen. De grijper, die uit twee t.o.v. elkaar beweegbare delen bestaat, wordt geopend op de bodem neergezet en daarna bij het begin van het omhooghalen, dichtgeknepen.
Men spreekt over dragline of sleepgraver, lepelbaggermachine, enz.