fam. Onagraceae.
Ouderwetse uit Midden en Z.Am. afkomstige heestertjes, worden gebruikt als kamer- en balconplant en voor tuinbeplanting, met hangende bloemen, met vaak rood of wit gekleurde uitstaande kelk en witte, rode of paarse trechtervormige kroon en ver uitstekende meeldraden en stampers. Vermenigvuldiging in het vroege voorjaar door stek bij niet te hoge temp. Na oppotten in Mei buiten, verschillende malen innijpen, bloei vanaf einde Juli. De bloei is door langer te toppen te verschuiven. De moerplanten blijven tot Sept. buiten, overwinteren in koude kas op de grond. Ook als kroonboompjes gekweekt door niet te toppen, doch voortdurend zijscheuten weg te nemen. Zwakgroeiende var. worden dan wel geënt op sterkgroeiende var. Verschillende vormen zijn vrijwel winterhard; sommige hebben een droge bedekking nodig.